ECLI:NL:RBDHA:2023:20853
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens illegale uitreis en gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 28 december 2023, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die op 1 februari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 10 oktober 2023 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid weigerde ook om eiser in aanmerking te brengen voor een reguliere verblijfsvergunning en om hem uitstel van vertrek te verlenen. De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat hij illegaal uit Pakistan is vertrokken vanwege financiële problemen en de zorg voor zijn moeder. De staatssecretaris heeft de illegale uitreis van eiser niet als relevant element aangemerkt, wat de rechtbank bevestigt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bestaat. De rechtbank wijst erop dat de redenen voor de illegale uitreis niet in verband staan met een vrees voor vervolging.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.