ECLI:NL:RBDHA:2023:2085

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL22.14299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor medische behandeling en de gevolgen van uitzetting naar Georgië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Georgische nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het doel van medische behandeling, welke door verweerder op 18 november 2020 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Eiser stelde dat zijn medische toestand ernstig was en dat hij zonder de benodigde medicatie, anakinra, in Georgië een reëel risico liep op een ernstige verslechtering van zijn gezondheid. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat de afwezigheid van deze medicatie niet zou leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. De rechtbank verwees naar het arrest Paposhvili van het EHRM, waarin wordt gesteld dat uitzetting van een ernstig zieke vreemdeling kan leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en dat er een reëel risico bestond op schending van de rechten van eiser. De rechtbank heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14299

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossing).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘medische behandeling’ afgewezen.
Bij besluit van 25 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 op zitting behandeld, tezamen met het beroepschrift van eisers echtgenoot, geregistreerd onder NL22. [nummer] (verblijf bij partner). Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder is een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
1.1.
Bij asielbesluit van 25 maart 2019 heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen en uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.2.
Eiser heeft op 23 maart 20202 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier op humanitaire tijdelijke gronden (beperking ‘medische behandeling’).
1.3.
Op 26 mei 2020 is op verzoek van verweerder een advies uitgebracht door het Bureau Medische Advisering (BMA). Hieruit volgt, voor zover van belang, dat het BMA een medische noodsituatie op korte termijn verwacht indien de medische behandeling uitblijft. Er kan een afstotingsreactie van het niertransplantaat verwacht worden. Dat zal leiden tot een ernstig algemeen ziektebeeld met geleidelijke uitval van meerdere orgaansystemen. Overlijden op een termijn van enkele weken is dan de verwachting. Verder zal er bijkomend een ontregeling van de bloedsuikerhuishouding zijn en ook dit kan op genoemde termijn tot overlijden leiden. Oog- en neuspassageklachten zullen eveneens toenemen, maar dat zal gezien de overige problematiek bijzaak zijn, aldus het BMA. De behandelmogelijkheden hiervoor in het land van herkomst, Georgië, zijn voldoende aanwezig.
2. Bij besluit van 18 november 2020 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Aan die afwijzende beslissing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit het BMA-advies is gebleken dat de vereiste medische behandelmogelijkheden voor eiser aanwezig zijn in het land van herkomst. Verder wordt eiser in staat geacht te kunnen reizen.
3. Op 18 november 2020 is namens eiser bezwaar gemaakt. Aangevoerd is - kort samengevat - dat de medische toestand van eiser is verslechterd en hij daarnaast nieuwe medicatie gebruikt. Verder zijn nieuwe medische stukken overgelegd, waaronder een volledig overzicht van de medicatie.
3.1.
In reactie op de door eiser overgelegde medische informatie heeft het BMA op 4 juni 2021 een aanvullend advies uitgebracht, waarin - kort samengevat - is geoordeeld dat de conclusies van het BMA-advies van 26 mei 2020 gehandhaafd kunnen blijven. Daarnaast is in aanvulling op het eerder BMA-advies vermeld dat de afwezigheid van het medicijn anakinra wel zal leiden tot ontstaan/toename van ziekteactiviteit, maar niet tot een medische noodsituatie op korte termijn. Door afwezigheid van anakinra zal eiser niet binnen drie maanden komen te overlijden.
3.2.
Op 5 oktober 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar is - voor zover van belang - naar voren gebracht dat niet alle medicijnen die eiser gebruikt in het advies van 4 juni 2021 zijn meegenomen. Namens eiser is opnieuw een actuele medicatielijst van zijn behandelaar(s) overhandigd.
3.3.
Naar aanleiding hiervan heeft het BMA op 3 maart 2022 wederom een aanvullend advies uitgebracht, waarin onder meer is geconcludeerd dat het medicijn anakinra niet beschikbaar is. Afwezigheid van het middel zal mogelijk leiden tot toename van ziekteactiviteit (met verschijnselen als koorts, gewrichtsklachten en buikpijn) en amyloïd stapeling in de organen. Dit zal op de langere termijn zeker hinder gaan geven, maar op korte termijn niet leiden tot overlijden of ADL-afhankelijkheid, aldus het BMA. Daarbij is opgemerkt dat het BMA geen informatie heeft verkregen van de immunoloog [naam behandelaar] , de behandelaar van eiser.
3.4.
In reactie op het BMA advies van 3 maart 2022 heeft eiser bij brief van 19 april 2022 gereageerd. Eiser stelt dat het BMA advies inhoudelijk niet concludent en onvolledig is omdat het BMA onder meer niet de informatie van behandelaar [naam behandelaar] bij het opstellen van het advies heeft betrokken. Eiser stelt dat uit die informatie volgt dat door het uitblijven van behandeling met anakinra wel degelijk een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan.
3.5.
Vervolgens heeft het BMA op 5 mei 2022 wederom een aanvullend advies uitgebracht, waarin wordt gereageerd op een brief van [naam behandelaar] van 14 april 2022. In het aanvullende advies wordt geconcludeerd dat bij het wegvallen van het gebruik van anakinra, de ontstekingsactiviteit toe zal (kunnen) nemen, maar het is niet waarschijnlijk dat de daaruit ontstane stapeling van amyloïd binnen drie maanden zal leiden tot overlijden.
3.6.
Bij brief van 2 juli 2022 is namens eiser gereageerd op het aanvullende BMA-advies van 5 mei 2022.
4. Op 25 juli 2022 heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarin heeft verweerder - kort samengevat - overwogen dat de gronden van bezwaar niet leiden tot een ander oordeel dan verwoord in het primaire besluit. In het advies van 3 maart 2022 en de aanvulling daarop in de nota van 5 mei 2022 heeft BMA gemotiveerd uiteengezet dat de afwezigheid van anakinra zal leiden tot het weer ontstaan/een toename van het ziektebeeld, maar niet tot een medische noodsituatie op korte termijn. Het BMA onderkent in zijn advisering dat afwezigheid van het middel mogelijk zal lelden tot een toename van
ziekteactiviteit met verschijnselen als koorts, gewrichtsklachten, buikpijn en amyloïdestapeling in de organen en dat dit op de langere termijn hinder gaat geven. Het BMA heeft echter op basis van alle voorhanden zijnde informatie geconcludeerd dat dit op korte termijn - dus binnen drie maanden - niet zal leiden tot overlijden of ADL-afhankelijkheid.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser stelt dat wanneer hij het middel anakinra niet gebruikt, hij of binnen drie maanden zal overlijden of een verslechtering van zijn gezondheid zal optreden die resulteert in intens lijden én een significante afname van de levensverwachting. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de brief van [naam behandelaar] van 14 april 2022.
Daarin wordt toegelicht dat het staken van de behandeling met anakinra zal zorgen voor (verhoogde) ontstekingsactiviteit bij eiser en daarmee amyloïdestapeling. Volgens de specialist kan opstapeling (‘progressie van de AA-amyloïdose) razendsnel optreden wanneer de familiare mediterrane koorts (FMF) weer opvlamt. Dit wordt ook wel de amyloïdestorm genoemd en houdt in dat er sprake is van een snelle progressie van orgaanfunctiestoornissen, vaak lijdend tot blijvend orgaan falen of tot de dood. Dit speelt volgens de specialist zowel binnen drie maanden als daarna.
Hieruit volgt volgens eiser dat uitzetting naar Georgië in strijd is met artikel 3 EVRM waarbij eiser - onder verwijzing naar het Paposhvili arrest - er op wijst dat onder medische noodsituatie niet enkel ‘overlijden binnen drie maanden’ dient te worden verstaan, maar ook de situatie waarin sprake is van ‘serious, rapid and irreversible decline in his or her state of health resulting in intense suffering or to an significant reduction in life expectancy’. Eisers levensverwachting zal verminderen en de gevolgen van zijn ziekte zullen toenemen, waardoor hij binnen drie maanden in zeer ernstige omstandigheden dan wel een levensgevaarlijke situatie zal verkeren.
6. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan uitzetting in verband met de medische toestand van een vreemdeling een schending van artikel 3 van het EVRM opleveren. Uit punt 183 van het arrest Paposhvili volgt dat hiervan sprake kan zijn indien er gewichtige redenen zijn aangevoerd om aan te nemen ('substantial grounds have been shown for believing') dat een ernstig zieke vreemdeling, al is deze niet stervende, bij uitzetting een reëel risico ('real risk') loopt op een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang in zijn gezondheid, resulterend in een intens lijden of een significante vermindering van de levensverwachting door de afwezigheid van adequate behandeling in het land van herkomst of gebrek aan toegang tot een dergelijke behandeling.
6.1.
In het BMA-advies van 3 maart 2022 staat, voor zover van belang, dat eiser in het verleden een niertransplantatie heeft ondergaan. De onderliggende aandoening is FMF waarbij de chronische ontstekingen ook leiden tot stapeling van amyloïden in de verschillende organen (hart, lever, milt, darmen). Bij het uitblijven van de behandeling met anakinra zal de ontstekingsactiviteit opnieuw toenemen, waarbij sprake zal zijn van afzetting van amyloïd (amyloïdstapeling in de organen) waarvan op wat langere termijn klachten te verwachten zijn die afhankelijk zijn van de lokalisatie van de afzetting.
Verder is in het BMA-advies van 5 mei 2022 opgenomen, voor zover van belang, dat de afwezigheid van anakinra zeker zal leiden tot weer ontstaan/toename van ziekteactiviteit maar dat het niet waarschijnlijk is dat de daaruit ontstane stapeling van amyloïd binnen drie maanden zal leiden tot overlijden.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden niet heeft kunnen baseren op de adviezen van het BMA van 3 maart 2022 en 5 mei 2022, voor zover daarin is geconcludeerd dat het ontbreken van het medicijn anakinra in Georgië niet tot gevolg zal hebben dat voor eiser na terugkeer een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan, als bedoeld in het arrest van het EHRM van 13 december 2016 in de zaak Paposhvili tegen België (ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD 004173810).
Uit het beleid van verweerder volgt dat onder medische noodsituatie wordt verstaan dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
Het is niet in geschil dat de medicatie anakinra in Georgië niet aanwezig is en dat dit tot gevolg heeft dat bij eiser na terugkeer in Georgië de ontstekingsactiviteit opnieuw zal toenemen, waarbij sprake zal zijn van afzetting van amyloïdstapeling in de organen met op langere termijn orgaanfunctiestoornissen tot gevolg. In de BMA-nota van 5 mei 2022 wordt evenwel niet ingegaan op het standpunt van [naam behandelaar] dat bij het wegvallen van het gebruik van anakinra, de progressie van AA-amyloïdose razendsnel kan optreden als de FMF weer opvlamt (amyloïdstorm) waardoor een snelle progressie ontstaat van orgaanfunctiestoornissen vaak leidend tot blijvend orgaanfalen of tot de dood ook binnen een termijn van drie maanden. In zoverre is het BMA-advies en daarmee het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
6.3 .
De vaststelling in het BMA-advies is naar het oordeel van de rechtbank een omschrijving van een geleidelijk proces. Uit het bestreden besluit blijkt verder niet dat verweerder zich er rekenschap van heeft gegeven dat het uitblijven van behandeling met het medicijn anakinra en de complicaties die daardoor kunnen optreden, ook in het geval het niet de verwachting is dat eiser binnen een termijn van drie maanden zal komen te overlijden, bij uitzetting kan leiden tot een snelle en onomkeerbare achteruitgang in de gezondheid van eiser, resulterend in een intens lijden of een significante vermindering van de levensverwachting binnen een termijn van drie maanden. Dat de afwezigheid van anakinra op korte termijn (expliciet benoemd ‘niet binnen 3 maanden’) niet zal leiden tot de dood of een (vrijwel) volledig verlies van ADL zelfstandigheid, is – nog daargelaten dat [naam behandelaar] die mogelijkheid in zijn brief van 14 april 2022 wel uitdrukkelijk vermeldt - een te beperkte uitleg van het begrip medische noodsituatie, gelet op het Paposhvili arrest. Ook de vaststelling in het BMA-advies dat de gevolgen hinder gaan geven, is naar het oordeel van de rechtbank een diskwalificatie van het punt. Verweerder heeft dan ook niet tot de conclusie kunnen komen dat geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM.
7 Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Nu het beroep op deze grond slaagt, komt de rechtbank niet meer toe aan bespreking van de overige beroepsgronden.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.