In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 1 juni 2021, zoals vastgesteld in het besluit van 6 juli 2021. Eiser ontving sinds 14 juli 2020 bijstand, maar na drie anonieme fraudemeldingen startte het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 2 juni 2021 een rechtmatigheidsonderzoek. Eiser werd verzocht om informatie en documenten, maar hij gaf aan deze niet te kunnen overleggen. Het college besloot daarop de bijstand op te schorten en uiteindelijk in te trekken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiser stelde dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden, omdat de gevraagde gegevens niet bestonden. Hij betwistte ook de grondslag voor de bewijslast en stelde dat het college onzorgvuldig had gehandeld door de melding niet eerst met hem te delen. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat eiser niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt. De rechtbank concludeerde dat eiser geen gelijk kreeg en dat het beroep ongegrond was.
De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Meeder, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 december 2023. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Indien eiser het niet eens is met deze uitspraak, kan hij binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.