ECLI:NL:RBDHA:2023:20845
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding wegens niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoekster op 21 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 21 juni 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 7 december 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een veroordeling van de verweerder tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten.
In dit geval heeft de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster beslist en heeft hij de aanvraag ingewilligd terwijl er een beroep tegen het niet tijdig beslissen aanhangig was. De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is en stelt de proceskosten vast op € 418,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank past de wegingsfactor 'licht' toe, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.