ECLI:NL:RBDHA:2023:20835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse vreemdeling en de rechtmatigheid van de opgelegde maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, een Algerijnse vreemdeling, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting waren de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet op de juiste wijze in Nederland is binnengekomen en zich gedurende enige tijd aan het toezicht heeft onttrokken. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde maatregel van bewaring terecht is opgelegd, ondanks dat er een gebrek is in de informatievoorziening aan de eiser over de redenen van de bewaring. De rechtbank concludeert dat de belangen die met de bewaring zijn gediend zwaarder wegen dan het gebrek in informatie, aangezien de eiser gebruik heeft kunnen maken van zijn procedurele rechten door de toekenning van een advocaat.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens wordt vermeld dat de verweerder geen proceskosten hoeft te betalen. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39812

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 29 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Khabote als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
Voortraject
2. Eiser voert aan dat er een gebrek is in het strafrechtelijk voortraject, omdat uit het proces-verbaal bevindingen blijkt dat de agenten niet konden communiceren met eiser.
3. De rechtbank constateert dat uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisanten in kwestie hebben gereageerd op een melding dat mogelijk diefstal was gepleegd in een trein. Gelet hierop is sprake van een strafrechtelijke aanleiding, die niet ter toetsing voorligt aan de bestuursrechter. De beroepsgrond slaagt niet.
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser betwist zware grond 3b. Er is aan hem geen meldplicht en geen terugkeerbesluit opgelegd, onduidelijk is dan ook aan welk toezicht eiser zich heeft onttrokken. Daarnaast betwist eiser zware grond 3d. Duitsland heeft het claimverzoek namelijk geaccordeerd op basis van de door eiser opgegeven identiteitsgegevens. Eiser heeft verklaard dat zijn identiteitskaart in Duitsland ligt. Tot slot betwist eiser de lichte gronden 4a en 4d.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser zware grond 3a niet heeft betwist en dat deze grond feitelijk juist is. De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat de zware grond 3b feitelijk juist is. Uit de motivering van de maatregel blijkt dat eiser op 5 november 2023 is heengezonden door de politie om in Ter Apel asiel aan te kunnen vragen. Eiser heeft zich niet gemeld in Ter Apel voor een asielaanvraag en hij heeft zich ook niet bij de Korpschef gemeld. Zware 3d is ook feitelijk juist. Eiser heeft namelijk geen aantoonbare actie ondernomen om in Nederland aan zijn identiteitsdocumenten te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de zware gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Uitreiking van de maatregel
7. De Afdeling heeft bij uitspraak van 15 november 2023 [3] uiteengezet dat uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb volgt dat de informatie genoemd in die bepaling schriftelijk in een taal die de vreemdeling verstaat moet worden gegeven. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat verweerder dat in dit geval niet heeft gedaan. Verweerder heeft bij het uitreiken van de maatregel van bewaring aan eiser namelijk geen schriftelijk stuk in een taal die hij verstaat uitgereikt waarin de toegepaste juridische en feitelijke gronden van bewaring, de rechtsmiddelen én de mogelijkheid van gratis rechtsbijstand zijn vermeld. Aan eiser is weliswaar de inhoud van de informatiebrief uitgereikt die met behulp van een tolk in de Franse taal met hem is besproken, maar hierin staat slechts algemene informatie (weliswaar over de mogelijkheid van kosteloze rechtsbijstand en van het instellen van een rechtsmiddel) en niet de redenen waarom specifiek eiser in bewaring is gesteld. Verweerder heeft dan ook niet (volledig) voldaan aan zijn uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin van het Vb voortvloeiende informatieplicht.
8. De rechtbank is echter van oordeel dat dit gebrek niet maakt dat de daaropvolgende bewaring onrechtmatig is, nu de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de bewaring zijn gediend. Aan eiser is immers op initiatief van verweerder een advocaat toegekend die de maatregel van bewaring op enig moment heeft ontvangen en daartegen vervolgens namens eiser beroep heeft ingesteld. Hoewel deze informatie niet tijdens de uitreiking van de maatregel van bewaring schriftelijk en in een voor hem begrijpelijke taal aan eiser kenbaar is gemaakt, heeft eiser ook zonder deze mededeling gebruik kunnen maken van de hem toekomende procedurele rechten. Daarbij is het van belang om op te merken dat uit de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden en de daarbij gegeven motivering een risico op onttrekking aan het toezicht volgt. [4]
Ambtshalve toets
9. Verder leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen. [5]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180.
5.Overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180.