ECLI:NL:RBDHA:2023:20816
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering opschorting tenuitvoerlegging gevangenisstraf in afwachting van gratieverzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde om de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van vier maanden op te schorten in afwachting van een beslissing op zijn gratieverzoek. [eiser] was eerder veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam en had een gratieverzoek ingediend, dat door de Minister voor Rechtsbescherming was afgewezen. De Minister stelde dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf al was aangevangen met de plaatsing in het opsporingsregister, waardoor het gratieverzoek geen opschortende werking had. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten om geen opschortende werking aan het gratieverzoek toe te kennen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de wet geen grondslag biedt voor opschorting van de tenuitvoerlegging in dit geval, aangezien de tenuitvoerlegging al was begonnen. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet met betrekking tot de tenuitvoerlegging van straffen en de voorwaarden waaronder gratieverzoeken kunnen worden gehonoreerd.