ECLI:NL:RBDHA:2023:20804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33455 en NL23.33457
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en internationale bescherming in Spanje

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 19 december 2023, zijn de beroepen van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun asielaanvragen beoordeeld. Eisers, een gezin met minderjarige kinderen, hadden op 16 augustus 2023 aanvragen ingediend voor verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 16 oktober 2023 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers internationale bescherming genieten in Spanje. De rechtbank heeft de beroepen op 17 november 2023 behandeld, maar eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eisers in Spanje internationale bescherming genieten, gebaseerd op Eurodac-resultaten en informatie van de Spaanse autoriteiten. De rechtbank heeft de argumenten van eisers dat er structurele tekortkomingen zijn in de Spaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen verworpen. Eisers hebben onvoldoende bewijs geleverd dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag afgaan en dat de aanvragen van eisers terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van eisers dat er sprake is van beschermd familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM verworpen. De rechtbank oordeelt dat de terugkeer van eisers naar Spanje niet in strijd is met dit artikel, aangezien de betrokken familieleden geen verblijfsstatus in Nederland hebben en er geen aanknopingspunten zijn voor een schending van hun rechten. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.33455 en NL23.33457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaken tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

[eiseres] ,v-nummer: [nummer 2] , eiseres
en hun minderjarige kinderen,
[naam] en [naam]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. E.A.A. Charry),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvragen van eisers. Eisers hebben op 16 augustus 2023 aanvragen tot het verlenen van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met afzonderlijke bestreden besluiten van 16 oktober 2023 deze aanvragen in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 november 2023, samen met de verzoeken van eisers om het treffen van een voorlopige voorziening [1] op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.1.
De beroepen zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Grondslag van het besluit
3. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) verklaart de staatssecretaris de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk als is gebleken dat de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. De staatssecretaris heeft de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk verklaard, omdat uit de Eurodac-resultaten en informatie van de Spaanse autoriteiten blijkt dat eisers internationale bescherming in Spanje hebben.
Hebben eisers internationale bescherming in Spanje?
4. De rechtbank stelt allereerst vast of eisers in Spanje internationale bescherming genieten en beantwoordt deze vraag bevestigend. Voor zover eisers in de gronden (indirect) hebben betoogd dat zij in Spanje geen internationale bescherming genieten, slaagt dit betoog niet. De staatssecretaris heeft mogen verwijzen naar de Eurodac-resultaten waaruit blijkt dat eisers sinds 19 mei 2023 internationale bescherming hebben in Spanje.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag de staatssecretaris in beginsel afgaan op de informatie uit Eurodac waaruit blijkt dat een vreemdeling in een andere lidstaat een beschermingsstatus heeft. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het onderzoek en Eurodac-resultaat beperkt is. Daarnaast moet uit de informatie duidelijk volgen wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling is bij terugkeer. Als het resultaat uit het Eurodac-onderzoek niet voldoende recent is dan wel onvoldoende informatie geeft over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer, moet de staatssecretaris nader onderzoek doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of een andere toestemming tot verblijf beschikt. [2]
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de Eurodac-resultaten voldoende recent zijn. Deze dateren namelijk van 11, respectievelijk 26 september 2023. Ook is duidelijk wat de verblijfsrechtelijke positie is bij terugkeer. Op 24 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de Spaanse autoriteiten schriftelijk gevraagd om te bevestigen of eisers en hun minderjarige kinderen in Spanje een verblijfsvergunning hebben en of zij bij terugkeer worden toegelaten tot het Spaanse grondgebied. Op 31 oktober 2023 hebben de autoriteiten met een onvertaalde Spaanse brief op de informatie en het verzoek van de staatssecretaris gereageerd. De staatssecretaris heeft tijdens de zitting toegelicht dat uit navraag bij de Dublin-unit blijkt dat Spanje bevestigt dat eisers en hun minderjarige kinderen internationale bescherming hebben en bij terugkeer worden toegelaten tot Spanje. Op grond van de Eurodac-resultaten en de informatie van de Spaanse autoriteiten gaat de rechtbank er daarom van uit dat eisers in Spanje internationale bescherming genieten.
Kan de staatssecretaris ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eisers betogen dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje niet langer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er in Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Eisers voeren aan dat er in Spanje problemen zijn met de toegang tot opvang en de toegang tot huisvesting voor asielzoekers en Dublinclaimanten. Uit het AIDA landenrapport Spanje van 29 april 2022 [3] volgt dat de Spaanse autoriteiten onvoldoende verbeteringsmaatregelen hebben getroffen.
Vreemdelingen die een asielaanvraag indienen en ook Dublinclaimanten ervaren in Spanje problemen bij de toegang tot opvangvoorzieningen en er is sprake van dakloosheid.
Daarnaast voldoen de opvangvoorzieningen in Spanje niet aan de minimum standaardnormen. Hoewel de aangehaalde passages uit het AIDA-rapport zien op Dublinclaimanten, zullen eisers in een zelfde situatie terecht komen. Eisers hebben in Spanje zelf al nare ervaringen gehad in de opvangvoorziening. Zij hebben voor hun komst naar Nederland twee maanden in de opvang in Spanje verbleven. De maaltijden en medische zorg die zij ontvingen waren ontoereikend en eisers ontvingen te weinig financiële middelen om de basisbehoeften mee te bekostigen. Eisers hebben in Spanje daarnaast problemen gehad met de toegang tot rechtsbijstand, zij hebben nauwelijks een advocaat gesproken. Er is daarom sprake van strijd met artikel 6 van het EVRM. De staatssecretaris mocht er niet blind op vertrouwen dat eisers bij terugkeer naar Spanje niet in een situatie terecht zullen komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. [4] Hij heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de omstandigheden in de Spaanse opvangvoorzieningen en heeft daarmee niet voldaan aan zijn samenwerkingsverplichting zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid van de Vw 2000, aldus eisers.
5.1.
De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat de lidstaten van de Europese Unie de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM en artikel 3 van het Antifolterverdrag naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waarnaar de vreemdeling zal terugkeren zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De Afdeling heeft recentelijk nog overwogen dat ten aanzien van Spanje nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [5] Het ligt op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat Spanje in hun situatie de internationale verplichtingen niet nakomt.
5.2.
De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris en is van oordeel dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje – in het specifieke geval van eisers – haar verdragsverplichtingen niet naleeft en er dus niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Op wat de rechtbank hiertoe overweegt wordt hieronder nader ingegaan.
AIDA-rapport en asiel- en opvangvoorzieningen
5.3.
Het beroep van eisers op het AIDA-rapport treft geen doel. De passages waar eisers naar verwijzen zien namelijk allemaal op de situatie van asielzoekers (al dan niet Dublinclaimanten) en gaan over de vraag in hoeverre Spanje zijn verplichtingen uit de Opvangrichtlijn nakomt. Aangezien eisers al beschikken over internationale bescherming in Spanje, is de Opvangrichtlijn op hen niet van toepassing. Eisers hebben niet onderbouwd dat zij als statushouders in een soortgelijke situatie terecht zullen komen.
5.4.
De staatssecretaris heeft er bovendien terecht op gewezen dat eisers hebben verklaard dat zij in Spanje toegang hadden tot opvang dat zij drie maaltijden per dag, medische zorg, scholing en financiële steun ontvingen. Uit hun eigen ervaringen volgt dus niet dat zij bij terugkeer naar Spanje moeten vrezen dat zij terechtkomen in een situatie van zodanig verregaande materiële deprivatie dat deze in strijd komt met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. In het geval van (toekomstige) problemen in de medische zorg- en opvangvoorzieningen, dienen eisers hierover in eerste instantie te klagen bij de Spaanse autoriteiten en eventueel de (hogere) rechter. [6] Hoewel uit het gehoor bescherming EU van eisers volgt dat zij bij hun eerdere verblijf in Spanje (meermaals) tevergeefs bij de directrice van de opvanglocatie hebben geklaagd, volgt hieruit niet dat zij een klacht hebben ingediend bij de Spaanse autoriteiten. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Spaanse autoriteiten hen niet kunnen of willen helpen bij zich voordoende problemen. Voor zover eisers met hun beroep op artikel 6 van het EVRM betogen dat zij in dit verband niet kunnen rekenen op adequate rechtsbijstand, volgt de rechtbank hen hierin niet. Uit de verklaringen van eisers is namelijk niet op te maken dat zij geen beroep konden doen op rechtsbijstand. Eisers hebben wisselend verklaard over het contact met een advocaat toen zij in Spanje verbleven. Uit deze verklaringen is niet op te maken of het een advocaat betrof die door henzelf of door hun familieleden is ingeschakeld, of dat de advocaat de opvangorganisatie vertegenwoordigde waartegen eisers zich wilden beklagen. Evenmin is duidelijk of eisers zelf of één van hun familieleden deze advocaat persoonlijk hebben gesproken. Hieruit kan dus niet worden afgeleid dat eisers serieuze inspanningen hebben verricht om rechtsbijstand in Spanje in te schakelen en is niet aannemelijk gemaakt dat zij die mogelijkheid in de toekomst niet zouden hebben.
Conclusie
5.5.
Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat Spanje zich tegenover statushouders niet aan haar internationale verplichtingen houdt. De staatssecretaris mag ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. De staatssecretaris was niet gehouden hier nader onderzoek naar te verrichten.
Is er sprake van beschermd familie-en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM?
6. Eisers betogen dat er sprake is van beschermd familie-en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Hiertoe voeren zij aan dat zij met meerdere gezinnen van dezelfde familie naar Nederland zijn gekomen. Er is sprake van een hechte familieband. Een gedwongen terugkeer naar Spanje zal in strijd zijn met artikel 8 van het EVRM.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank begrijpt het betoog van eisers aldus, dat dit betrekking heeft op de verschillende familieleden met wie zij, zo blijkt uit de verklaringen die zij aflegden tijdens hun gehoor bescherming EU, gelijktijdig naar Spanje en vervolgens naar Nederland zijn gereisd. Zoals de staatssecretaris op de zitting heeft toegelicht, beschikt geen van deze familieleden over een verblijfsstatus in Nederland. Daarnaast bestaat voor een deel van deze familieleden duidelijke indicaties dat ook zij zullen moeten terugkeren naar Spanje. De zussen van eiser zijn ook statushouders in Spanje. De ouders van eiser en de minderjarige kinderen zijn door Spanje geclaimd op grond van de Dublinverordening. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor de conclusie dat de terugkeer van eisers naar Spanje in strijd is met artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvragen terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Mol, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummers NL23.33456 en NL23.33458.
2.Vergelijk ABRvS van 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441 en ABRvS van 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2625.
3.AIDA Country Report: Spain Update 2021, april 2022.
4.Eisers verwijzen in dit verband naar het arrest van het Europees Hof van Justitie van 21 december 2011, NS v. Secretary of State for the Home Department, ECLI:EU:C:2011:865.
5.Zie bijvoorbeeld ABRvS 1 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4473.
6.Dit volgt uit het arrest K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:1202DEC003273308.