ECLI:NL:RBDHA:2023:20782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
NL23.23301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser op grond van geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2023, werd het beroep van een Ethiopische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 juli 2023 besloten de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen. Eiser, afkomstig uit de regio Tigray, stelde dat hij problemen ondervond vanwege zijn etnische afkomst en een arrestatie door lokale soldaten van de Fano. De rechtbank behandelde het beroep op 17 november 2023, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigden aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht ongegrond had verklaard. De staatssecretaris had de relevante elementen van eisers asielrelaas, zoals zijn identiteit en de problemen die hij ondervond als Tigreeër, geloofwaardig geacht. Echter, de staatssecretaris concludeerde dat deze elementen niet voldoende waren om eiser als vluchteling aan te merken, vooral gezien de verbeterde veiligheidssituatie voor Tigreeërs in Ethiopië na het vredesverdrag van 2 november 2022. De rechtbank vond dat de staatssecretaris de arrestatie van eiser niet als een afzonderlijk relevant element had hoeven beschouwen, omdat deze arrestatie verband hield met zijn etnische achtergrond en niet op zichzelf stond.

Eiser had in beroep nieuwe verklaringen ingebracht over zijn arrestatie, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende onderbouwd waren en niet in strijd waren met eerdere verklaringen van eiser. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling dat eiser bij terugkeer naar Ethiopië risico liep op vervolging of ernstige schade. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard, en kreeg eiser geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

Inleiding, het asielrelaas van eiser en het standpunt van de staatssecretaris
1. Eiser stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 9 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit de regio Tigray, behoort tot de etnische groep Tigreeërs en vanwege zijn etnische afkomst problemen heeft ondervonden in zijn land van herkomst. Ook heeft eiser tijdens zijn gehoor aangevoerd dat hij problemen heeft ondervonden vanwege arrestatie door lokale soldaten van de Fano.
1.2.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen vanwege het behoren tot de etnische groep Tigreeërs.
1.3.
In het bestreden besluit van 24 juli 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Hij heeft beide relevant geachte elementen geloofwaardig geacht. In zijn beoordeling over de zwaarwegendheid van deze elementen heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat deze elementen niet leiden tot de conclusie dat eiser als vluchteling moet worden aangemerkt of dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid aanhef en onder b van de Vw 2000. Aan dit standpunt heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de veiligheidssituatie van Tigreeërs in Ethiopië sinds de ondertekening van het vredesverdrag van 2 november 2022 significant is verbeterd en dat er geen sprake is van vervolging van etnische Tigreeërs alleen vanwege het behoren tot die bevolkingsgroep. Ter ondersteuning van dit standpunt verwijst de staatssecretaris naar het Algemeen Ambtsbericht van 30 november 2022 en een kamerbrief van 18 april 2023. [1] Naar aanleiding van die verbeterde situatie is in het landenbeleid onder WBV 2023/9 besloten om etnische Tigreeërs niet langer aan te merken als een risicogroep in Ethiopië. De staatssecretaris heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser zich bij terugkomst niet alleen in de regio Tigray zou kunnen vestigen, waar hij oorspronkelijk vandaan komt, maar dat hij zich ook kan vestigen in Addis Abeba, aangezien het daar overwegend veilig is voor Tigreeërs en eiser zelf ook al lange tijd in die stad gewoond heeft.
Heeft de staatssecretaris de arrestatie van eiser juist beoordeeld?
2. Eiser bestrijdt op zichzelf niet het standpunt van de staatssecretaris dat het enkele feit dat hij behoort tot de etnische groep Tigreeërs als zodanig nog niet maakt dat hij in aanmerking moet komen voor internationale bescherming. Eiser meent wel dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft onderkend dat hij vanwege zijn arrestatie door de Fano is geïndividualiseerd. Eiser zou bij die arrestatie namelijk gedwongen zijn om vingerafdrukken af te geven en er zouden foto’s van hem zijn gemaakt. Ook heeft eiser in zijn beroep naar voren gebracht dat zijn echtgenote sinds zijn vertrek uit Ethiopië stelselmatig wordt lastiggevallen door mensen van de Tigray People’s Liberation Front (TPLF), omdat zij naar eiser op zoek zijn. Eiser stelt dat de staatssecretaris zijn arrestatie door de Fano ten onrechte niet heeft beoordeeld als een afzonderlijk relevant element, dan wel dat hij de gevolgen van deze arrestatie binnen de beoordeling van het element ‘problemen vanwege het behoren tot de etnische groep Tigreeërs’ onvoldoende heeft meegewogen.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eisers arrestatie in het bestreden besluit terecht nog niet als een afzonderlijk element beschouwd. Eiser heeft namelijk in zijn relaas zelf verklaard dat hij als onderdeel van een groep van ongeveer 50 Tigreeërs is opgepakt in de grensstad Humera ten tijde van het uitbreken van de burgeroorlog in Ethiopië en dat die arrestatie plaatsvond door de Fano, een groepering die gelieerd was aan het overheidsleger en die gekeerd was tegen de TPLF en de Tigreeërs. De arrestatie van eiser hield dus verband met zijn etnische achtergrond. De staatssecretaris heeft deze arrestatie, en eisers verklaring dat hij is ontsnapt voordat hij aan de beurt was om ondervraagd te worden, geloofwaardig geacht als één van de problemen die hij heeft ondervonden vanwege zijn etnische achtergrond.
2.2.
Pas in beroep heeft eiser betoogd dat de soldaten al voordat hij ontsnapte zijn vingerafdrukken hadden afgenomen, zijn naam hadden genoteerd en een foto hadden genomen. Ook pas in beroep heeft hij gesteld dat hij om die reden nu geïndividualiseerd is en gevaar loopt bij terugkeer. De verklaring dat zijn vingerafdrukken, naam en foto zijn vastgelegd, vormt naar het oordeel van de rechtbank wél een los element. Omdat dit pas in beroep naar voren is gebracht vormt die enkele vaststelling echter nog geen reden om het beroep gegrond te verklaren. De staatssecretaris heeft vervolgens ook op deze nieuwe verklaringen gereageerd en naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende onderbouwd dat en waarom deze aanvullende verklaringen van eiser niet worden geloofd. Hierover overweegt zij als volgt.
2.2.1.
Uit eisers asielrelaas, zoals vermeld in het verslag van het nader gehoor, volgt dat hij met een groep mensen is gearresteerd door de Fano en naar een binnenplaats is gebracht waar de gearresteerden één voor één werden ondervraagd. Eiser heeft echter verklaard dat hij enkel gearresteerd is en dat hij wist te ontsnappen voordat hij voor die ondervraging aan de beurt was. [2] Dit standpunt heeft hij in zijn correcties en aanvullingen herhaald. Daaruit blijkt dus niet dat eiser als gevolg van de arrestatie is geïndividualiseerd, laat staan dat daarbij vingerafdrukken en foto’s van hem zijn afgenomen. Vervolgens heeft eiser tijdens het nader gehoor desgevraagd verklaard dat hij geen persoonlijke aanwijzingen heeft dat de Fano naar hem op zoek is. [3] Datzelfde geldt voor de TPLF. [4] Ook heeft eiser verklaard dat zijn familie sinds zijn vlucht uit Ethiopië geen problemen heeft ondervonden. Dat eiser voor het eerst in beroep naar voren heeft gebracht dat hij wel geïndividualiseerd is, doet hier niet aan af, aangezien dit standpunt haaks staat op zijn (meermaals geuite) eerdere verklaringen en eiser hier geen verklaring of feitelijke onderbouwing voor heeft kunnen geven.
2.2.2.
Eiser heeft op zitting nog naar voren gebracht dat hij weliswaar in de veronderstelling verkeerde dat zijn familie niet werd lastiggevallen, maar dat hij pas later heeft vernomen dat die sinds zijn vertrek wel degelijk is lastiggevallen door mannen die naar eiser op zoek waren. Zoals de staatssecretaris eiser echter terecht heeft tegengeworpen, heeft hij tijdens het nader gehoor zelf verklaard dat hij enkele dagen voor het gehoor nog contact had met zijn familie en daarbij bevestigd dat die geen problemen heeft ondervonden. Eiser stelt dat hij die verklaring, zoals weergegeven in het verslag nader gehoor, niet heeft kunnen afleggen, omdat er ten tijde van het gehoor sprake was van een lockdown en communicatie met Ethiopië in het geheel niet mogelijk was. De rechtbank volgt hem hierin niet. Eiser heeft die stelling namelijk niet onderbouwd. Bovendien is de verklaring van eiser dat zijn familie geen problemen heeft ondervonden door hem in de correcties en aanvullingen niet bestreden, maar juist bevestigd. Hierin is namelijk opgemerkt “De familie heeft geen problemen, behalve de oorlog”.
2.2.3.
Gelet op het voorgaande volgt uit eisers asielrelaas niet dat hij op enigerlei manier geïndividualiseerd is als gevolg van zijn arrestatie door de Fano en dat hij, of zijn familie, als gevolg hiervan tot op de dag van vandaag hiervan (nog) problemen ondervindt. Er is dus geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de staatssecretaris de gevolgen voor eiser van zijn arrestatie door de Fano onvoldoende heeft onderzocht of meegewogen in het bestreden besluit. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de door eiser gestelde problemen als gevolg van die arrestatie onvoldoende zwaarwegend heeft kunnen achten.
De staatssecretaris heeft hierin dus geen aanknopingspunt hoeven zien dat eiser bij zijn terugkeer naar Ethiopië zal worden vervolgd of dat hij risico loopt op ernstige schade.
2.3.
De beroepsgrond slaagt alleen al hierom niet. De rechtbank ziet geen aanleiding om nog in te gaan op de vraag of eiser zich buiten de regio Tigray kan vestigen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Mol rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerbrief van 18 april 2023, TK 2022 – 2023, 19 637, nr. 3094.
2.Verslag nader gehoor, p. 6 en 7.
3.Verslag nader gehoor, p. 13 en 14.
4.Verslag nader gehoor, p. 7.