ECLI:NL:RBDHA:2023:20756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
NL23.17766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met vrees voor vervolging door Fulani-herders

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren op 24 december 1991 en van Nigeriaanse nationaliteit, heeft asiel aangevraagd omdat hij vreest voor vervolging door Fulani-herders bij terugkeer naar Nigeria. Hij stelt dat zijn moeder in het verleden is aangevallen door deze herders en als gevolg daarvan is overleden. De rechtbank heeft op 28 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de vrees van eiser niet aannemelijk is. Eiser heeft geen recente problemen met de Fulani-herders en heeft Nigeria pas recent verlaten, jaren na de dood van zijn moeder. De rechtbank concludeert dat de enkele stelling van eiser dat zijn moeder ook nooit problemen had met de Fulani-herders onvoldoende is om aan te nemen dat hij bij terugkeer in Nigeria een reëel risico loopt op vervolging. De rechtbank wijst erop dat de door eiser genoemde vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag niet relevant zijn, aangezien de staatssecretaris al voldoende heeft gemotiveerd dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestaat.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt op 19 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17766

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 mei 2023 de asielaanvraag van eiser van 17 december 2022 in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond [1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op 24 december 1991. Hij heeft asiel aangevraagd omdat hij bij terugkeer in Nigeria vreest voor Fulani-herders. Zijn moeder is in het verleden aangevallen door Fulani-herders en als gevolg daarvan is zij toen overleden. Eiser vreest daar ook voor bij terugkeer naar Nigeria. Fulani-herders zijn volgens hem verantwoordelijk voor het doden van veel Nigerianen. Verweerder vindt het geloofwaardig dat eisers moeder is omgekomen na een aanval van Fulani-herders, maar stelt zich op het standpunt dat de vrees van eiser niet reëel is. Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat hij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reële vrees heeft voor de Fulani-herders. Dat hij geen persoonlijke problemen met hen heeft, is onvoldoende. Eisers moeder had namelijk ook geen problemen met de Fulani-herders voordat zij vermoord werd door hen. Verder betoogt eiser dat hij als niet-nomadische christen voor vervolging vreest. Die vrees valt te herleiden tot de twee vervolgingsgronden sociale groep en godsdienst uit het Vluchtelingenverdrag [2] . Verweerder heeft dit ten onrechte niet onderkend in het bestreden besluit en het bestreden besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat het vermoeden van eiser over wat hem te wachten staat bij terugkeer naar Nigeria, niet aannemelijk is. De rechtbank wijst voor dat oordeel op de volgende punten die door verweerder zijn aangehaald in de besluitvorming. Uit het relaas van eiser volgt dat zijn moeder 16 jaar geleden in een bus zat naar de markt en dat de inzittenden van deze bus werden aangevallen door Fulani-herders. Eisers moeder is uiteindelijk door die aanval om het leven gekomen. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat de aanval 16 jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat hij zelf nooit problemen heeft gehad met de Fulani-herders. Ook heeft eiser verklaard dat hij pas recent, jaren na het overlijden van zijn moeder, Nigeria heeft verlaten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Nigeria geen gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op ernstige schade. De enkele stelling van eiser dat zijn moeder voor haar dood ook nooit problemen met de Fulani-herders had, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
4.1.
Het betoog van eiser dat hij vrees heeft die te herleiden is tot twee vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag, kan niet tot een ander oordeel leiden. Nu verweerder voldoende gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat eisers gestelde vermoeden over wat hem bij terugkeer te wachten staat niet aannemelijk is, doen de genoemde vervolgingsgronden niet ter zake.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingewet 2000 (Vw 2000).
2.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88).