ECLI:NL:RBDHA:2023:20755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
NL23.7471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met problemen door kwade geesten en dorpelingen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1985 en van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 24 augustus 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 14 februari 2023 door verweerder afgewezen als ongegrond. Eiser stelt dat hij voor zijn leven vreest in Nigeria, waar hij problemen ondervindt door kwade geesten en dorpelingen. De rechtbank heeft op 28 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers problemen met de kwade geesten en dorpelingen ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij aanvankelijk niet geloofde in spirituele zaken, maar dat hij na advies van een pastoor zijn altaar heeft vernietigd, wat leidde tot verdere problemen. Verweerder heeft echter betoogd dat eisers verklaringen inconsistent zijn en dat hij geen hulp heeft gezocht bij de autoriteiten. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat hij door de omstandigheden in Nigeria gedwongen werd om te vluchten naar Europa.

Ondanks het motiveringsgebrek, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser, zelfs als zijn verklaringen geloofwaardig worden geacht, bij terugkeer naar Nigeria geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar handhaaft de rechtsgevolgen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.647,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7471

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],, V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 24 augustus 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 februari 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond [1] .
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Eiser heeft nog een aanvullend stuk ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A.K. Umar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1985 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft een asielaanvraag ingediend omdat hij voor zijn leven vreest in Nigeria. Een pastoor zou eiser hebben verteld dat kwade krachten/geesten (hierna: kwade geesten) de oorzaak waren van bepaalde problemen en dat eiser moest zien af te rekenen met die kwade geesten om vooruit te komen en zijn familie te bevrijden. Ondanks dat eiser christelijk is en niet geloofde in dit soort spirituele kwesties, heeft hij het advies opgevolgd van de pastoor. Hij heeft een kamer/altaar (hierna: altaar) in zijn huis vernietigd om los te komen van de kwade geesten. Daarna zijn volgens eiser de grootste problemen ontstaan. Sindsdien wordt hij achtervolgd door kwade geesten, is hij lichamelijk ziek geworden en kreeg hij problemen met dorpelingen. Omdat de kwade geesten eiser buiten Afrika niet zouden kunnen bereiken, is hij naar Europa gevlucht.
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij de gestelde problemen met de kwade geesten en de dorpelingen niet geloofwaardig vindt. Verweerder heeft – in het kort – onder meer tegengeworpen dat eiser onduidelijk heeft verklaard over de relatie tussen problemen in zijn leven en de kwade geesten, dat eisers handelingen niet stroken met zijn verklaring niet in spirituele kwesties te geloven en dat eiser niet concreter kan verklaren over de dorpelingen en het altaar. Tot slot werpt verweerder nog tegen dat eiser niet eerder is vertrokken, dat hij enige tijd zonder problemen heeft verbleven in de buurt van de dorpelingen en dat hij geen hulp heeft gezocht bij de politie om de bedreigingen van de dorpelingen te stoppen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat hij problemen met zijn studie en salaris niet in direct verband kan brengen met de kwade geesten. In een dergelijk verband geloofde eiser, als christen, namelijk zelf ook niet in het begin. Dit veranderde door het advies van de pastoor. Het opvolgen van dat advies werpt verweerder ook ten onrechte tegen. Als christen was het niet meer dan logisch om het advies van de pastoor op te volgen, ook al geloofde eiser op dat moment niet in spirituele kwesties. Verder stelt verweerder ten onrechte dat eiser buiten zijn dorp geen problemen ervaart. Verweerder betrekt hierbij namelijk niet dat het in die tijd goed ging met eiser omdat hij toen in een kerk verbleef die hem bescherming bood. Daarbij komt dat hij ook in de zienswijze al heeft uitgelegd waarom hij uiteindelijk naar Europa is vertrokken. Tot slot heeft eiser in beroep een stuk overgelegd waaruit blijkt dat sommige groepen mensen in Nigeria als heks worden aangemerkt en als gevolg daarvan ernstig gevaar kunnen lopen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers gestelde problemen met kwade geesten en dorpelingen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.1.
Verweerder heeft allereerst tegengeworpen dat eisers manier van handelen niet strookt met het feit dat hij als christen niet gelooft/geloofde in spirituele kwesties. Eiser heeft weliswaar verklaard dat hij destijds niet geloofde in spirituele kwesties, maar de rechtbank kan eiser, gelet op zijn verklaringen, volgen in zijn betoog dat spirituele zaken zich desondanks meer en meer aan hem begonnen op te dringen. Zo heeft hij uitgelegd dat hij “op dat moment behoorlijk in de war” was [2] en als christen het advies van een pastoor heeft opgevolgd. Gelet op zijn geloof was de pastoor een belangrijke raadgever. Eiser heeft verder over het advies van de pastoor verklaard dat “het verhaal klopte met alles wat ik meemaakte. Vandaar dat ik hem ging geloven”. [3] Daarbij komt dat eiser heeft verklaard dat hij “zelf heeft ondervonden dat er inderdaad kwade dingen begonnen te gebeuren” na het vernietigen van het altaar. [4] Als aan eiser wordt gevraagd wat het christendom zegt over spirituele aangelegenheden, verklaart hij dat hij nu gelooft in het bestaan van “dit soort dingen”, maar dat christenen wordt geadviseerd om te bidden zodat ze er geen last van hebben. [5] Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze tegenwerping onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.2.
Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd tegengeworpen dat eiser te onduidelijk en onvoldoende concreet heeft verklaard hoe de problemen met zijn studie en salaris in direct verband stonden met de kwade geesten. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij aanvankelijk niet in de spirituele aangelegenheden geloofde. Hij zag toen ook geen reden om die problemen in verband te brengen met kwade geesten. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hij onder meer is gestopt met zijn opleiding omdat hij niet de financiële middelen had om collegegeld en boeken te betalen. Pas later, toen hij langzaam meer is gaan geloven in de kwade geesten, is hij zijn problemen gaan linken aan spirituele kwesties.
4.3.
De bovenstaande tegenwerpingen vormen een belangrijk onderdeel in de conclusie van verweerder dat de verklaringen van eiser over zijn ondervonden problemen met de kwade geesten en de dorpelingen ongeloofwaardig zijn. Nu de motivering op deze onderdelen onvoldoende is, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende basis is voor de conclusie van verweerder.
4.4.
Hoewel sprake is van een motiveringsgebrek, ziet de rechtbank aanleiding om de juridische gevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder heeft tijdens de zitting namelijk voldoende gemotiveerd betoogd dat ook als de verklaringen van eiser geloofwaardig worden geacht, hij bij terugkeer geen gegronde vrees voor vervolging heeft en ook geen reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft er hierbij op gewezen dat eiser niet verklaard heeft dat hij daadwerkelijk fysiek risico loopt bij terugkeer naar Nigeria. Verweerder heeft in dit kader kunnen wijzen op eisers eigen verklaringen in het nader gehoor. Eiser heeft zelf verklaard dat het voornamelijk gaat “om uitgesproken vloeken en niet zozeer om fysiek geweld.” [6] Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser betoogd dat eiser ook vreest dat de toorn van de dorpelingen uiteindelijk leidt tot bedreigingen en fysieke handelingen. Dit betoog kan niet tot een ander oordeel leiden. In reactie heeft verweerder tijdens de zitting op een verklaring van eiser uit het nader gehoor gewezen. Daar antwoordt eiser op de vraag of hij bescherming kan inroepen van anderen dan de autoriteiten: “Dat is niet mogelijk. Ik ben niet fysiek aangevallen of lastiggevallen. Ik wou dat het om een fysieke aanval ging, dat zou makkelijker te verdedigen zijn”. [7] Eiser heeft daarnaast verklaard dat de bedreigingen van de dorpelingen om spirituele zaken gaan en dat het lastig is om in zo’n geval aangifte te doen. [8] Zoals verweerder op de zitting heeft gemotiveerd, gaat het relaas van eiser over de uitgesproken vloeken door de dorpelingen en niet over fysiek geweld dat hem te wachten zou staan. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten [9] . De afwijzing van eisers asielaanvraag zal dus blijven staan.
4.5.
Eiser heeft in beroep nog een aanvullend stuk overgelegd, maar dit stuk kan niet tot een ander oordeel leiden. Het stuk gaat over gewelddadige incidenten gericht op personen die beticht worden van hekserij. Los van het feit dat het artikel met name gaat over specifieke groepen [10] waartoe eiser niet behoort, doet de inhoud ervan niet af aan de verklaringen die eiser zelf heeft gegeven over de afwezigheid van fysiek geweld in zijn richting.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
5.1.
Eiser krijgt een vergoeding voor zijn proceskosten. Die vergoeding bedraagt
€ 1.647,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verweerder moet deze vergoeding betalen aan eiser.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verslag nader gehoor, p. 11.
3.Verslag nader gehoor, p. 9.
4.Verslag nader gehoor, p. 10.
5.Zie vorige noot.
6.Verslag nader gehoor, p. 16.
7.Idem.
8.Idem.
9.Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
10.Oudere vrouwen, tweelingen, personen die zichtbaar fysiek beperkt zijn etc.