uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39233
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Palm), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H. Toonders).
Bij besluit van 14 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Tribak. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3l. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen, hem op zijn initiatief een termijn is gesteld om uit
eigen beweging te vertrekken naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek, en hij niet uit eigen beweging binnen deze termijn is vertrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet bestreden. Op dit punt ambtshalve oordelend is de rechtbank niet gebleken van onrechtmatigheden.
4. Eiser voert aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. Bij de uitreiking van de maatregel van bewaring heeft verweerder hem niet op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring, in een taal die hij verstaat.
5. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat verweerder hem niet schriftelijk, in een taal die hij verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring. De folder in het Arabisch die hem bij het opleggen van de maatregel van bewaring is uitgereikt, volstaat in dit verband niet. Deze folder vermeldt namelijk niet specifiek welke juridische en feitelijke gronden op de maatregel van bewaring in kwestie van toepassing zijn. In zoverre heeft verweerder artikel 5.3, eerste lid, van het Vb geschonden.
6. De rechtbank maakt een belangenafweging. Verweerder heeft de maatregel van bewaring schriftelijk gemotiveerd. In deze maatregel van bewaring heeft verweerder de redenen voor die bewaring genoemd. Bij het uitreiken van de maatregel wist eiser waarom hij in bewaring werd gesteld. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling is namelijk met een tolk met eiser gesproken over die redenen. Aldus is de rechtbank niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad door het feit dat hij niet schriftelijk, in een taal die hij verstaat, op de hoogte is gebracht van de redenen van de maatregel van bewaring. De beroepsgrond faalt derhalve. In dit geconstateerde gebrek ligt geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 20231.
7. Eiser stelt tot slot aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser voert hiertoe aan dat hij eigenlijk niet in Nederland wilde zijn en dat hij hier maar kort verbleef toen hij werd door de politie werd aangetroffen. Hij was op doorreis, wil zelfstandig Nederland verlaten en daarom had verweerder kunnen volstaan met het opleggen van een meldplicht.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet wordt volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de bewaringsmaatregel en de motivering daarvan volgt immers dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Een lichter middel biedt daardoor geen garantie dat eiser Nederland ook daadwerkelijk zal verlaten. De beroepsgrond slaagt niet.