In de zaak met zaaknummer NL23.38422 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Verzijden, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 6 december 2023 als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 28 december 2023, waar verzoekster en haar gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, onder verwijzing naar een eerdere uitspraak in een aanverwante zaak (NL23.38421), waarin het beroep van verzoekster is behandeld. Aangezien er geen nieuwe omstandigheden waren die een voorlopige voorziening rechtvaardigden, werd het verzoek afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.