ECLI:NL:RBDHA:2023:20740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
NL23.38421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en terugkeerbesluit

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had op 6 december 2023 de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, met de motivering dat deze aanvraag kennelijk ongegrond was. Tevens werd aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Eiseres, van Servische nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig.

Tijdens de zitting heeft de Staatssecretaris meegedeeld dat eiseres op 15 december 2023 zelfstandig haar woonruimte heeft verlaten en sindsdien met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven dat hij na deze datum geen contact meer heeft gehad met haar en dat hij niet beschikt over haar huidige contactgegevens. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres kennelijk geen prijs meer stelt op een beoordeling van haar beroep, waardoor er geen procesbelang meer bestaat.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 28 december 2023 en kan binnen één week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38421
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

geboren op [geboortedatum],
van Servische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

ProcesverloopBij besluit van 6 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op 28 december 2023 op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op 20 december 2023 heeft de staatssecretaris, onder verwijzing naar een bijlage van het COA, bericht dat eiseres op 15 december 2023 zelfstandig haar woonruimte heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Ter zitting heeft de staatssecretaris de rechtbank desgevraagd meegedeeld dat eiseres zich tot op heden niet meer heeft gemeld.
3. De gemachtigde van eiseres heeft bij schrijven van 21 december 2023 de rechtbank meegedeeld dat hij na 15 december 2023 geen contact meer heeft gehad met eiseres. Uit zijn schrijven blijkt verder dat een door de gemachtigde verzonden brief aan eiseres retour is gekomen, de gemachtigde niet beschikt over contactgegevens van eiseres en eiseres hem evenmin heeft benaderd dan wel ingelicht wat haar huidige verblijfplaats is. De gemachtigde heeft bij brief van 28 december 2023 aangegeven dat deze situatie ongewijzigd is gebleven.
4. Onder de onder 2 en 3 genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiseres kennelijk geen prijs meer stelt op een beoordeling van haar beroep tegen het bestreden besluit, zodat er geen procesbelang meer bestaat bij het voortduren van de onderhavige procedure.
5. Vanwege het ontvallen van procesbelang gedurende deze beroepsprocedure, is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2023 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.NL23.38422