ECLI:NL:RBDHA:2023:20721
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat Duitsland zich niet aan zijn verdragsverplichtingen houdt en dat hij in Duitsland gediscrimineerd en onmenselijk behandeld is. Hij heeft meerdere keren geklaagd bij de Duitse autoriteiten, maar zonder resultaat. Eiser stelt dat er een reëel risico bestaat op onmenselijke en vernederende behandeling bij overdracht aan Duitsland, in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er ernstige tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Duitsland. De rechtbank concludeert dat eiser hierin niet is geslaagd. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat Duitsland de asielaanvraag van eiser in behandeling zal nemen en dat de situatie zal worden beoordeeld volgens de Europese richtlijnen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.