ECLI:NL:RBDHA:2023:20707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
NL23.37726 en AWB 23.14123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Gambiaanse asielzoeker, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was met ingang van 3 november 2023 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen geplaatst, na een incident waarbij hij verbaal en fysiek geweld had gebruikt. De rechtbank oordeelde dat het COa onzorgvuldig had gehandeld bij de voorbereiding van het plaatsingsbesluit, omdat er geen ondubbelzinnig akkoord was voor de hernieuwde plaatsing van de eiser in de HTL. De rechtbank vernietigde het plaatsingsbesluit en verklaarde het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens gegrond, aangezien deze maatregel volledig steunde op het vernietigde plaatsingsbesluit.

De rechtbank oordeelde dat de eiser ten onrechte gedurende 57 dagen zonder rechtstitel in zijn vrijheid was beperkt en kende een schadevergoeding toe van € 1.425,-. Daarnaast werden het COa en de Staatssecretaris ieder voor de helft veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming bij de plaatsing van asielzoekers in een HTL, vooral in het licht van mogelijke contra-indicaties zoals psychische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/14123 en NL23.37726

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Gambiaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2023 (het bestreden besluit 1) heeft het COa besloten op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 3 november 2023 (het bestreden besluit 2) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/14123. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.37726.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 december 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het COa en de staatssecretaris hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Bij bestreden besluit 1 heeft het COa besloten om eiser met ingang van 3 november 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich op 14 oktober 2023 schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft eiser verbaal en fysiek geweld gebruikt door overtreding van de huisregels en door onrust en overlast te veroorzaken. Eiser heeft een medebewoner met een mes bedreigd door zijn linkerarm boven zijn hoofd te heffen en stekende bewegingen te maken. Daarna heeft eiser met het mes in zijn handen tussen kinderen en volwassen bewoners op het AZC in Assen rondgelopen. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen heeft het COa geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
2. Bij bestreden besluit 2 heeft de staatssecretaris de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 3 november 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het bestreden besluit 2 bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht. De staatssecretaris is niet gebleken van bijzondere omstandigheden om af te zien van de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten partijen
3. Eiser stelt dat hij het gedrag dat hem wordt verweten niet zelf wilde, maar dat er stemmen in zijn hoofd waren die hem deze instructies hebben gegeven. Dit wijst op psychische/medische problematiek welke een contra-indicatie vormt voor plaatsing in de HTL. Hieraan gaat het COa in het plaatsingsbesluit ten onrechte aan voorbij. Ook de omstandigheid dat eiser bij zijn arrestatie wilde bewegingen bleef maken door zijn lichaam heen en weer te schudden en dat hem uiteindelijk rustgevende middelen zijn toegediend, wijst op psychische problematiek. Verder stelt eiser dat het GZA-akkoord niet deugdelijk is gemotiveerd. Uit het GZA-akkoord van 2 november 2023 volgt dat er toestemming wordt gegeven omdat eiser een zij-instromer is. Bovendien wordt gesproken over het vervoer van eiser naar de HTL en niet over het plaatsen van eiser in de HTL. Eiser stelt dat het COa gelet op eisers medische voorgeschiedenis en het advies van GZA nader onderzoek had moeten doen.
3.1.
Verder merkt eiser op dat hij reeds vanaf 2 november 2023 op de HTL verblijft, terwijl de vrijheidsbeperkende maatregel en het plaatsingsbesluit dateren van 3 november 2023. Eiser heeft daarom in ieder geval één dag in de HTL verbleven zonder dat daaraan een plaatsingsbesluit alsmede een vrijheidsbeperkende maatregel aan ten grondslag lag.
4. Het COa stelt dat eerder door GZA is beoordeeld (op 18 oktober 2023) of eiser in de HTL kon worden geplaatst. Aanvankelijk is op 17 oktober 2023 door de regie-arts aangegeven dat er een contra-indicatie (psychische problematiek) voor plaatsing in de HTL bestond. Na overleg met POHGGZ van de huisarts is besloten dat de eerder aangenomen contra-indicatie niet aanwezig was dan wel onvoldoende beperkend zou zijn om plaatsing in de HTL in de weg te staan. GZA heeft vervolgens akkoord gegeven. Aangezien eiser een zij-instromer is heeft GZA vervolgens op 2 november 2023 nogmaals bevestigd dat eiser in de HTL kan worden geplaatst. Het COa stelt dat er in het geval van eiser geen sprake is van contra-indicaties, nu de regie-arts en de huisarts van eiser op basis van voor hen toegankelijke medische informatie hebben besloten dat geen sprake is van acute psychische problematiek die plaatsing in de HTL in de weg staat.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
Het incident
5. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Eiser heeft het incident ook niet bestreden. De rechtbank is van oordeel dat het incident, zoals volgt uit de verslaglegging van het COa, is te kwalificeren als een incident met een zeer grote impact. Het COa heeft voldoende gemotiveerd dat de veiligheid van de bewoners en het personeel op de COa-locatie ernstig in gevaar is gebracht door het gedrag van eiser. Het COa heeft op goede gronden overwogen dat een HTL-maatregel niet enkel bedoeld is om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook is bedoeld voor het beschermen van de veiligheid en het welzijn van de andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie.
Een contra-indicatie
6. Uit paragraaf 4.3.8 van het Maatregelenbeleid van het COa 2022 volgt dat er een aantal contra-indicaties bestaan die aan een plaatsing in de HTL in de weg kunnen staan. Het uitgangspunt is dat bewoners met acute psychiatrische problematiek niet in de HTL worden geplaatst. Het COa vraagt daarom voorafgaande aan de oplegging van de HTL-maatregel en de vrijheidsbeperkende maatregel GZA om advies.
6.1.
In het geval van eiser stelt de rechtbank vast dat het COa op 2 november 2023 om 15:41 uur GZA Hoogeveen de volgende e-mail heeft verstuurd:
“Onderstaande heeft zich al zijinstromer gemeld in Ter Apel. Zijn er medische belemmering of dan wel contra indicaties om betrokkene naar de HTL te vervoeren?”
Het COa heeft vervolgens op 2 november om 16:32 uur een e-mail ontvangen van GZA met de volgende inhoud:
“Als zij-instromer geven we toestemming om dhr. naar HTL te vervoeren.”
6.2.
De rechtbank overweegt dat uit de correspondentie van 17 oktober 2023 tussen de regie-arts en het COa (bijgesloten bij het verweerschrift) volgt dat in eerste instantie voorafgaand aan het eerder opgelegde plaatsingsbesluit van 18 oktober 2023 geen medische goedkeuring is gegeven omdat er sprake zou zijn van een contra-indicatie (psychische problematiek). Vervolgens is na overleg tussen de huisarts en de regie-arts wel besloten dat een GZA-akkoord voor eiser kon worden afgegeven. Verder stelt de rechtbank vast dat het COa, ten aanzien van de nieuwe plaatsing van eiser op 3 november 2023, op 2 november 2023 opnieuw heeft gevraagd of er medische belemmeringen dan wel contra-indicaties bestaan om eiser naar de HTL te
vervoeren. Gelet op het antwoord van GZA is slechts een ondubbelzinnig akkoord gegeven voor het vervoer naar de HTL. Van een ongeclausuleerd akkoord voor (de hernieuwde) plaatsing in de HTL is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat GZA bij de vorige plaatsing in eerste instantie niet akkoord is gegaan met plaatsing van eiser in de HTL wegens een contra-indicatie (psychische problematiek). Weliswaar is na overleg met de huisarts en de regie-arts vervolgens wel een akkoord gegeven voor plaatsing in de HTL, maar deze gang van zaken laat zien dat de beoordeling of er een contra-indicatie bestaat in de situatie van eiser niet eenvoudig is. Dat eiser zij-instromer is doet daar niet aan af. Ook voor deze hernieuwde plaatsing zal moeten worden beoordeeld of er een contra-indicatie bestaat. Nu in het onderhavige geval niet blijkt van een ondubbelzinnig akkoord voor de plaatsing is de rechtbank van oordeel dat het plaatsingsbesluit van 3 november 2023 onzorgvuldig is voorbereid. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is gegrond. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het plaatsingsbesluit vernietigen en voor de periode van 3 november tot en met 28 december 2023 een schadevergoedingsbedrag bepalen.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser al op 2 november 2023 in de HTL is geplaatst, terwijl het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel op 3 november 2023 zijn opgelegd. Dit maakt dat eiser ook op 2 november zonder rechtstitel in zijn vrijheid is beperkt. De omstandigheid dat eiser een verklaring voor vrijwillig verblijf heeft ondertekend, doet aan het voorgaande niet af. Bij het bepalen van het schadevergoedingsbedrag zal de rechtbank dan ook deze dag betrekken.
6.4.
De overige beroepsgronden laat de rechtbank gelet op het voorgaande onbesproken.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
7. De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel als volgt. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens gegrond moet worden verklaard.
8. De rechtbank gaat ervan uit dat een vrijheidsbeperkende maatregel evenals een vrijheidsontnemende maatregel, immateriële schade tot gevolg heeft bij degene die de maatregel dient te ondergaan. Die schade zal bij een vrijheidsbeperkende maatregel wel geringer zijn dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Hiervan uitgaande acht de rechtbank aannemelijk dat eiser immateriële schade heeft geleden van € 25,- per dag dat hij zonder rechtstitel vrijheidsbeperking heeft ondergaan. De rechtbank stelt vast dat eiser ten onrechte gedurende 57 dagen, namelijk van 2 november 2023 tot en met 28 december 2023, in zijn bewegingsvrijheid is beperkt, zodat aanleiding bestaat om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot vergoeding aan eiser van een totaalbedrag aan schade van € 1.425,-.
9. De rechtbank ziet aanleiding om het COa en de staatssecretaris ieder voor de helft te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft moeten maken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 837,00 en wegingsfactor 1). De rechtbank is van oordeel dat beide beroepen als samenhangend moeten worden gezien, als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit gegrond;
  • vernietigt het plaatsingsbesluit;
  • verklaart het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond;
  • beveelt de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel met ingang van vandaag;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.425,-;
  • veroordeelt het COa en de staatssecretaris ieder voor de helft in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd de de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.