In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 9 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 22 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De eiser, die stelt te worden vervolgd in Algerije wegens hasjgebruik, heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen. De staatssecretaris achtte de verklaringen van de eiser over zijn strafrechtelijke vervolging ongeloofwaardig, vooral omdat de eiser belangrijke documenten heeft achtergehouden die zijn asielrelaas konden onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk risico loopt op vervolging in Algerije.
De rechtbank wijst erop dat de eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie anders is dan die van andere illegale uitreizigers en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn vage verklaringen te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag mocht afwijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.