ECLI:NL:RBDHA:2023:20701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
NL23.38906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiseres van Marokkaanse nationaliteit. De eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar op 11 december 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 18 december 2023 was de eiseres niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel had laten vertegenwoordigen. De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de eiseres recht had op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring op 14 december 2023 was opgeheven.

De rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van een beëdigde tolk tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling een gebrek vormde, maar dat dit gebrek niet opwoog tegen de belangen van de verweerder om de eiseres in bewaring te houden. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat de eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank wees het beroep van de eiseres ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde de verweerder wel tot betaling van de proceskosten van de eiseres, vastgesteld op € 837,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38906
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.A. Palm), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 14 december 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 op een zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering van de gemachtigde, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1962] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Geen tolk bij het gehoor
3. Eiseres voert aan dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een (beëdigde) tolk bij het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling. Verweerder heeft ook niet voldoende gemotiveerd waarom er geen gebruik is gemaakt van een (beëdigde) tolk.
4. Verweerder heeft ter zitting erkend dat er sprake is van een gebrek, omdat geen gebruik is gemaakt van een (beëdigde) tolk en ook niet voldoende is gemotiveerd waarom daar geen gebruik van is gemaakt. Volgens verweerder moet de te maken belangenafweging echter in het voordeel van verweerder moet uitvallen.
5. De rechtbank stelt vast dat bij het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling geen gebruik is van een tolk, omdat de Engelse taal in voldoende mate werd beheerst. Deze motivering is onvoldoende en dit levert een gebrek op in het voortraject van de inbewaringstelling. De ernst van het gebrek weegt echter niet op tegen de belangen die met de bewaring van eiseres zijn gediend. Eiseres is in eerdere gesprekken ook in de Engelse taal gehoord en gesteld noch gebleken is dat dit tot problemen heeft geleid. De rechtbank betrekt bij de belangenafweging verder het belang dat verweerder heeft bij de inbewaringstelling van eiseres, gelet op het evidente risico dat eiseres zich zal onttrekken aan het toezicht op vreemdelingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het belang van verweerder om eiseres in bewaring te houden zwaarder kunnen wegen dan het belang van eiseres om in vrijheid te worden gesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
De gronden van de maatregel
6. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk was met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring konden dragen.
Lichter middel
8. Eiseres voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, omdat zij voldoende medewerking had verleend aan haar uitzetting.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Het is duidelijk dat eiseres niet wil terugkeren naar Marokko. Verder acht de rechtbank van belang dat meermaals een lichter middel is opgelegd en dit niet heeft geleid tot vrijwillige terugkeer van eiseres. Daarnaast heeft eiseres zelf aangegeven dat zij niet wil terugkeren naar Marokko. Een lichter middel biedt daarom onvoldoende garantie dat eiseres naar Marokko zal terugkeren. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
10. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.¹ Op grond van de stukken en wat op zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Gelet op het geconstateerde gebrek in rechtsoverweging 5. veroordeelt de rechtbank verweerder wel in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.