ECLI:NL:RBDHA:2023:20698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
NL23.23664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser op 13 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft eerder, op 20 december 2022, het beroep van eiser in de asielprocedure gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen. Eiser heeft de staatssecretaris op 7 juli 2023 in gebreke gesteld, waarna hij op 18 augustus 2023 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, waardoor beroep openstaat. Eiser heeft tijdig beroep ingesteld, aangezien de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De staatssecretaris heeft niet binnen de door de rechtbank gegeven termijn beslist, wat de rechtbank als ontluisterend beschouwt.

De rechtbank stelt een nieuwe termijn van acht weken voor de staatssecretaris om alsnog een besluit bekend te maken en verbindt hieraan een dwangsom van € 100,-- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,--. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23664

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

Eiser heeft op 13 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Bij uitspraak van 20 december 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, eisers beroep in de asielprocedure gegrond verklaard (NL22.4469). De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen drie maanden na de dag van verzending van die
uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van die
uitspraak.
Eiser heeft de staatssecretaris bij brief van 7 juli 2023, door de staatssecretaris ontvangen op 8 juli 2023, in gebreke gesteld. Op 18 augustus 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
2. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
2.1.
Op grond van het tweede lid van artikel 6:12 van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. In de uitspraak van 20 december 2022 heeft de rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, aan de staatssecretaris een concrete beslistermijn van drie maanden gegeven waarbinnen hij het besluit bekend moet maken. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris, ook na de (feitelijk overbodige) ingebrekestelling van eiser, niet heeft beslist. Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond is.
4. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb moet de rechtbank aan haar uitspraak een dwangsom verbinden.
5. De rechtbank hecht er aan om het volgende op te merken. Zoals hiervoor onder 3. reeds is vastgesteld, heeft de staatssecretaris, in weerwil van het gezag van de rechterlijke uitspraak, niet binnen de door de rechtbank gegeven termijn beslist. Uit het dossier kan zelfs niet worden afgeleid of de staatssecretaris de (medische) onderzoeken die nodig zijn om een besluit te nemen al heeft uitgevoerd, terwijl er twaalf maanden zijn verstreken na de uitspraak van de rechtbank. Bovendien is de bovengrens van 21 maanden overschreden, zonder dat de staatssecretaris een besluit heeft genomen. De rechtbank acht deze gang van zaken ontluisterend en zal een termijn stellen van acht weken waarbinnen de staatssecretaris een besluit bekend dient te maken.
5.1.
De rechtbank stelt de hoogte van de (rechterlijke) dwangsom vast op een bedrag van € 100,-- per dag voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn van twee weken wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,--.
5.2.
De rechtbank komt gelet op de jurisprudentie ter zake (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) niet toe aan de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom.
6. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,-- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.