Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.
Inleiding
uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van die
uitspraak.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 13 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft eerder, op 20 december 2022, het beroep van eiser in de asielprocedure gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen. Eiser heeft de staatssecretaris op 7 juli 2023 in gebreke gesteld, waarna hij op 18 augustus 2023 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, waardoor beroep openstaat. Eiser heeft tijdig beroep ingesteld, aangezien de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De staatssecretaris heeft niet binnen de door de rechtbank gegeven termijn beslist, wat de rechtbank als ontluisterend beschouwt.
De rechtbank stelt een nieuwe termijn van acht weken voor de staatssecretaris om alsnog een besluit bekend te maken en verbindt hieraan een dwangsom van € 100,-- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,--. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.