ECLI:NL:RBDHA:2023:20679
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Overdracht aan Bulgarije en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Hamzaoui en mr. J.R. Vreijsen, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 29 september 2023 besloten de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de eiser en mr. J.R. Vreijsen als gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dublinverordening van toepassing is, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval was uit de Eurodac-registratie gebleken dat de eiser eerder in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De rechtbank oordeelde dat Bulgarije de verantwoordelijke lidstaat was en dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen hoefde te worden.
De eiser voerde aan dat Bulgarije niet voldeed aan de internationale verplichtingen en dat hij niet veilig kon worden overgedragen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris er in beginsel van uit mocht gaan dat Bulgarije asielzoekers in overeenstemming met internationale verplichtingen behandelt, tenzij de eiser het tegendeel aannemelijk kon maken. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij bij terugkeer in Bulgarije een reëel risico liep op onmenselijke behandeling of dat hij geen toegang zou hebben tot opvang.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.