In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, worden de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 27 oktober 2023 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 6 december 2023 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. De eisers hebben aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de asielprocedure in Bulgarije, omdat er fundamentele systeemfouten zouden zijn die een risico op schending van mensenrechten met zich meebrengen. De rechtbank wijst echter op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Bulgarije voldoet aan de eisen van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor de stelling dat de asielprocedure in Bulgarije tekortschiet.
Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat zij afhankelijk zijn van hun zoon, die in Nederland een verblijfsvergunning heeft. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat zij voor hun verzorging afhankelijk zijn van hun zoon, en dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat Nederland de asielaanvragen aan zich trekt. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan de eisers.