ECLI:NL:RBDHA:2023:20669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
NL23.34720 en NL23.34722
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, worden de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 27 oktober 2023 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 6 december 2023 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. De eisers hebben aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de asielprocedure in Bulgarije, omdat er fundamentele systeemfouten zouden zijn die een risico op schending van mensenrechten met zich meebrengen. De rechtbank wijst echter op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Bulgarije voldoet aan de eisen van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor de stelling dat de asielprocedure in Bulgarije tekortschiet.

Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat zij afhankelijk zijn van hun zoon, die in Nederland een verblijfsvergunning heeft. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat zij voor hun verzorging afhankelijk zijn van hun zoon, en dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat Nederland de asielaanvragen aan zich trekt. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.34720 en NL23.34722

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser], eiser

[naam eiseres], eiseres
hierna tezamen te noemen: eisers,
V-nummers: [v-nummer eiser] en [v-nummer eiseres]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van
27 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvragen.
De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, A. van Perzië als tolk, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de beroepen aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en de bestreden besluiten in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kan uitgegaan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
3. Niet in geschil is dat op grond van de Dublinverordening [1] Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers.
4. Eisers voeren aan dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije en dat overdracht een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] oplevert. Er is sprake van fundamentele systeemfouten in de opvangvoorzieningen en de asielprocedure. Daarbij verwijzen zij naar twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle [4] , waarin geoordeeld is dat de toegang tot opvangvoorzieningen, rechtsbijstand en de detentieomstandigheden onvoldoende zijn.
5. Het betoog van eisers slaagt niet. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije voor Dublinclaimanten. De Afdeling [5] heeft dit immers in haar uitspraak van 16 augustus 2023 [6] recentelijk nog bevestigd. Het is dan aan eisers om te onderbouwen dat er aanknopingspunten zijn dat sprake is van fundamentele systeemfouten die de hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt als bedoeld in het arrest Jawo [7] . Met de verwijzing naar de uitspraken van zittingsplaats Zwolle zijn eisers daarin niet geslaagd. De staatssecretaris wijst er immers terecht op dat in de beantwoording van de vragen van de Afdeling in de zaak die tot de hiervoor genoemde uitspraak heeft geleid informatie is gegeven over de toegang tot opvangvoorzieningen, rechtsbijstand en detentieomstandigheden. Er dient dan ook vanuit te worden gegaan dat de Afdeling deze informatie heeft betrokken in haar oordeel. Bovendien heeft de Afdeling in rechtsoverweging 4.13 van die uitspraak expliciet geoordeeld dat een mogelijk tekort aan opvangplekken niet betekent dat Dublinclaimanten geen toegang tot opvangvoorzieningen zullen hebben. Daarnaast heeft de Afdeling in haar uitspraak van 16 oktober 2023 [8] ook expliciet de toegang tot medische zorg, de toegang tot rechtsbijstand en detentieomstandigheden betrokken en geoordeeld dat nog immer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit de persoonlijke ervaringen van eisers kan ook niet worden afgeleid dat dit anders is, omdat zij hebben verklaard dat zij medische zorg hebben ontvangen en opvang hebben gekregen. Er zijn dan ook geen concrete aanknopingspunten dat sprake is van fundamentele systeemfouten in de opvangvoorzieningen of asielprocedure in Bulgarije voor de groep Dublinclaimanten.
6. Voor zover eisers van mening zijn dat de voorzieningen onvoldoende van kwaliteit zijn, is het gelet op vorenstaande aan eisers om daarover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten [9] . Het is niet gebleken dat klagen al op voorhand als zinloos moet worden beschouwd of dat de (zo nodig: hogere) Bulgaarse autoriteiten hen niet zouden kunnen of willen helpen.
Afhankelijkheid van zoon
7. Daarnaast stellen eisers dat zij afhankelijk zijn van hun zoon, die in Nederland een verblijfsvergunning heeft, en dat Nederland op grond van artikel 16 van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvragen. Hij kan mantelzorg bieden en zij kunnen bij hem in huis wonen. Eisers hebben echter niet aannemelijk gemaakt dat zij voor hun verzorging of anderszins afhankelijk zijn van hun zoon. Er is immers geen medische verklaring of iets anders overgelegd waaruit blijkt dat zij voor hun medische zorg of op enige andere wijze afhankelijk zijn van hun zoon. De beroepsgrond slaagt niet.
Bijzondere omstandigheden
8. Tot slot voeren eisers aan dat de bijzondere omstandigheden dat zij oud zijn, medische verzorging nodig hebben, hun zoon een verblijfsvergunning heeft in Nederland en zij afhankelijk zijn van hun zoon ertoe moet leiden dat Nederland onverplicht de asielaanvraag aan zich trekt op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Mede gelet op vorenstaande heeft verweerder zich echter niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat hij de asielaanvragen aan zich moet trekken. Er is immers sprake van een discretionaire bevoegdheid waarvan verweerder terughoudend gebruik maakt en niet is gebleken dat voldaan is aan de voorwaarden van verweerders beleid op dit punt [10] . De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van M. Elmi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening EU nr. 604/2013.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Zie de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle van 23 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1829 en van 3 oktober 2023, NL23.20061.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS).
6.AbRS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) 19 maart 2019, Jawo tegen Duitsland (C-163/17).
8.AbRS, 16 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3806.
9.EHRM 2 december 2008, K.R.S tegen Verenigd Koninkrijk (32733/08).
10.Paragraaf C2/5 Vreemdelingencirculaire.