ECLI:NL:RBDHA:2023:20654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
NL23.38553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ophouding van een vreemdeling met onrechtmatige handboeien en overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van eiser, een Afghaanse vreemdeling, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser werd op 1 december 2023 opgehouden en op 2 december 2023 heengezonden. Eiser stelde dat de ophouding onrechtmatig was, onder andere vanwege het gebruik van handboeien en de onjuiste grondslag van de ophouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handboeien zijn gebruikt voor de veiligheid tijdens het transport van eiser en dat de ophouding op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet terecht was. De rechtbank concludeerde dat de termijn van ophouding met dertig minuten was overschreden, maar dat dit gebrek niet leidde tot onrechtmatigheid van de ophouding. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris echter wel in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38553

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: D. Berben).

Procesverloop

Verweerder heeft eiser op 1 december 2023 opgehouden. [1] Eiser is vervolgens op 2 december 2023 heengezonden.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de ophouding dat tevens moet worden aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Op 19 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2006 en de Afghaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser voert aan dat de ophouding onrechtmatig heeft plaatsgevonden, omdat ten onrechte handboeien zijn gebruikt tijdens de overbrenging. Verder is de grondslag van de ophouding onjuist, omdat eiser geen identiteitsdocumenten heeft en zijn identiteit niet onmiddellijk kon worden vastgesteld. Tot slot volgt uit het proces-verbaal van de ophouding niet wanneer deze is beëindigd, zodat ook hierom de ophouding onrechtmatig is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Uit het M105-formulier [2] blijkt duidelijk waarom tijdens de overbrenging van eiser van Hoek van Holland naar de Brigade Zuid-Holland te Rotterdam op 1 december 2023 gebruik is gemaakt van handboeien. De handboeien zijn namelijk aangebracht vanwege het transport en de veiligheid van de verbalisant die achterin bij niet alleen eiser maar ook enkele andere vreemdelingen in de bus zat tijdens het transport. Hieruit blijkt voldoende waarom het nodig was om bij eiser handboeien aan te leggen.
4. Verder volgt uit het M105A-formulier [3] dat eiser is opgehouden op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw, omdat zijn identiteit onmiddellijk kon worden vastgesteld en niet onmiddellijk bleek dat hij rechtmatig verblijf had. Verweerder heeft in het verweerschrift uitgelegd dat dit berust op een verschrijving. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Uit het M105-formulier blijkt namelijk dat hij is opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw, omdat zijn identiteit niet onmiddellijk kon worden vastgesteld. Verder volgt uit het gehoor van de ophouding, dat is opgenomen in het M105A-formulier, dat eiser geen identiteitsdocumenten heeft, zodat zijn identiteit niet kan worden vastgesteld.
5. Tot slot volgt uit het M105-formulier dat eiser op 1 december 2023, om 20:30 uur, op de plaats bestemd voor verhoor aankwam. Uit het aanvullende proces-verbaal blijkt dat eiser op 2 december 2023, om 12:00 uur, is heengezonden. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor ophouding is aangevangen om 20:30 uur op het moment dat eiser aankwam op de plaats bestemd voor verhoor en is deze geëindigd om 12:00 uur, omdat eiser op dat moment is heengezonden. Dat maakt dat de ophouding in totaal zes uren en dertig minuten heeft geduurd, met aftrek van de periode tussen 21:00 uur en 6:00 uur. Daardoor heeft de ophouding dertig minuten te lang geduurd. Er is dan ook sprake van een gebrek aan de ophouding. Dit gebrek leidt echter niet tot onrechtmatigheid van de ophouding. Eiser is namelijk staande gehouden, omdat hij zich bevond aan de onderkant van een trailer op het kadeterrein van Stena Line te Hoek van Holland. Dit betreft een grensdoorlaatpost en is tevens aangemerkt als een buitengrens van het Schengengebied. Vanuit hier vertrekken dagelijks veerboten met passagiers en/of vracht naar Groot-Brittannië. Eiser kon zich op dat moment niet identificeren en is toen op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw terecht opgehouden voor onderzoek naar zijn identiteit. Verder is de overschrijding van de termijn van ophouding gering.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. De rechtbank ziet in het hiervoor geconstateerde gebrek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af; en
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Proces-verbaal staandehouding/overbrenging/overdracht.
3.Proces-verbaal van ophouding en onderzoek.