Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1972 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft aan de aanvraag ten grondslag gelegd dat hij door familieleden is bedreigd nadat bij hen bekend was geworden dat eiser homoseksueel is. Eiser vreest bij terugkeer naar Marokko voor verdere bedreigingen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, c, d, f, g en h, van de Vw. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiser afkomstig is uit een veilig land. Ook heeft verweerder erop gewezen dat eiser in 1994 Nederland is ingereisd en (pas) op 27 oktober 2009, onder andere personalia, een eerste asielaanvraag heeft gedaan. Aldus heeft hij verweerder misleid omtrent zijn identiteit en nationaliteit. Ook heeft eiser zich waarschijnlijk te kwader trouw ontdaan van zijn identiteitsdocument. Tegen eiser zijn bij het in rechte vaststaande besluit van 17 augustus 2012 een terugkeerbesluit en inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is nog steeds van kracht. Verweerder concludeert dat eiser de huidige, opvolgende aanvraag enkel heeft ingediend om zijn uitzetting te voorkomen.
3. Verweerder vindt de gestelde seksuele gerichtheid van eiser en de als gevolg hiervan ondervonden problemen ongeloofwaardig. Verweerder werpt hierbij tegen dat het niet te volgen is dat eiser pas nu vraagt om asielrechtelijke bescherming vanwege zijn seksuele geaardheid, gelet ook op de positie van homoseksuelen in Marokko. Eiser is zich al bijna veertig jaar bewust van die geaardheid, woonde ten tijde van zijn eerste asielaanvraag al veertien jaar in Nederland en is eerder open geweest over zijn relatie met een man, om zo een reguliere verblijfsvergunning te verkrijgen. Dat eiser heeft samengewoond met een man onderbouwt als zodanig nog niet de gestelde seksuele geaardheid. Hiervoor wordt ook andere informatie, waaronder eisers verklaringen beoordeeld. Verweerder wijst er in dat verband als eerste op dat eiser na ruim dertig jaar verblijf in Nederland zijn gestelde seksuele geaardheid niet weet te benoemen. Verweerder werpt verder tegen dat eiser met zijn verklaringen geen inzicht heeft gegeven in zijn gedachten en gevoelens in de periode dat hij zich bewust werd van zijn geaardheid. Hoewel hem hiervoor ruime gelegenheid is geboden tijdens het gehoor, is eiser hierover vaag en summier gebleven. Ook over de persoonlijke beleving van zijn relaties heeft eiser alleen summier verklaard. Eiser heeft daarentegen erkend dat hij zich na zijn dreigende uitzetting bewust was van het belang om over zijn geaardheid te praten. Verweerder volgt dan ook niet dat eiser verrast kon zijn dat hij hierover tijdens het gehoor opvolgende aanvraag is bevraagd. Voor zover hij zich ongemakkelijk voelde bij de aanwezigheid van een mannelijke tolk, had hij dat kenbaar moeten maken. Dat heeft hij vooraf niet gedaan. Verder heeft hij tijdens het gehoor ingestemd met de voortzetting ervan in aanwezigheid van de tolk. Eiser heeft volgens verweerder tegenstrijdig verklaard over de vraag of hij op dit moment wel of niet een relatie heeft. Ook heeft eiser verklaard dat hij zich niet heeft verdiept in de positie van lhbti's in Nederland. Ten slotte heeft verweerder tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de periode waarin hij stelt problemen te hebben ondervonden als gevolg van het bekend worden van zijn seksuele gerichtheid.
4. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat hij het tot op heden bijzonder moeilijk vindt om over zijn seksuele geaardheid te spreken. Hij stelt dat hij eerder uit angst en schaamte heeft gekozen om niet te spreken over zijn geaardheid, totdat hij vanwege een concreet dreigende uitzetting daadwerkelijk geen andere keuze meer had. Verweerder heeft naar de mening van eiser ten onrechte nagelaten om te verifiëren of eiser inderdaad rechtmatig verblijf heeft gehad bij een mannelijke partner. Dit is slechts mogelijk als verweerder die relatie heeft aangenomen. Eiser vindt dat hij een voldoende duidelijke omschrijving heeft gegeven van zijn seksuele geaardheid. Hij is niet vertrouwd met de begrippen om dit te duiden omdat hij hierover niet spreekt. Eiser stelt dat hij slecht kan verklaren over zijn gedachten en gevoelens. Dit heeft te maken met zijn persoonlijke achtergrond en het taboe dat in zijn omgeving op de materie rust. Eiser heeft wel een uiterste poging gedaan om te verklaren. Verweerder heeft hier geen rekening mee gehouden. Eiser stelt dat duidelijk volgt uit het verslag van het gehoor en de correcties en aanvullingen dat hij moeite had met de tolk als een extra aanwezige persoon. In dit licht is het onduidelijk waarom hij het gesprek moest voortzetten met behulp van de tolk Arabisch. Eiser beheerst het Nederlands in voldoende mate. De gang van zaken doet volgens eiser afbreuk aan de zorgvuldigheid van het gehoor.
Eiser meent verder dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of hij al dan niet vrijgezel is. Hij is vrijgezel omdat hij niet samenwoont of getrouwd is. Dat hij een vriendje heeft met wie hij date, maakt dat niet anders. Eiser voert ten slotte aan dat hij als homoseksueel hoe dan ook problemen zal hebben in Marokko. Dat eiser zich heeft vergist bij het in de tijd plaatsen van zijn eerdere problemen doet naar zijn mening gelet op het zeer grote tijdsverloop geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De wijze waarop verweerder een door een asielzoeker gestelde seksuele gerichtheid als asielmotief moet beoordelen, is neergelegd in Werkinstructie 2019/17. Uitgangspunt is dat de vreemdeling de gestelde gerichtheid onderbouwt. Daarvoor wordt hij met name gevraagd om te verklaren over zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving van zijn gerichtheid. De door de vreemdeling afgelegde verklaringen worden betrokken in een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig de Werkinstructie 2014/10. Het is daarbij van belang dat rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie van de vreemdeling en met wat gelet daarop van de vreemdeling kan worden verwacht. Verder moeten de verklaringen van de vreemdeling worden bezien in onderlinge samenhang met eventueel aanwezig overig bewijs.
6. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd overwogen waarom van eiser kon worden verwacht dat hij eerder internationale bescherming had gezocht. Eiser is zich al sinds lange tijd bewust van zijn seksuele gerichtheid en van de uiterst negatieve wijze waarop hiertegen aan wordt gekeken in zijn land van herkomst. Hij stelt verder dat hij vanwege het bekend worden van zijn seksuele gerichtheid al meer dan achttien jaar geleden voor het eerst te zijn bedreigd en hij heeft vervolgens al een keer de asielprocedure doorlopen. Dat eiser eerder in het geheel niet in staat zou zijn geweest om over zijn seksuele gerichtheid te praten is niet aannemelijk geworden. Zijn gestelde psychische belemmering is niet met bewijs onderbouwd. Verder is niet langer in geschil dat eiser zich eerder met een beroep op een homoseksuele partnerrelatie tot verweerder heeft gewend voor het verkrijgen van rechtmatig verblijf op reguliere gronden. Dat eiser de huidige aanvraag pas na een dreigende uitzetting heeft gedaan doet dan afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers huidige asielmotief en draagt bij aan de conclusie dat de aanvraag uitsluitend is gedaan om uitzetting te voorkomen.
7. Dat eiser zegt zich al lang bewust te zijn van zijn seksuele gerichtheid en het feit dat hij al zeer lange tijd in Nederland woont, (mede) omdat hij stelt dat hij niet veilig is in Marokko, maakt ook dat verweerder het opmerkelijk heeft kunnen vinden dat eiser zijn biseksuele gerichtheid niet als zodanig heeft weten te benoemen.
8. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn persoonlijke ervaringen en zijn gedachten en gevoelens daarbij. Hoewel eiser in de gronden van beroep stelt die conclusie te betwisten, stelt hij ook dat hij juist niet in staat is om goed te verklaren over zijn persoonlijke gedachten en gevoelens. Verweerder heeft in zijn overwegingen meegenomen dat eiser afkomstig is uit een land waarin een lhbti-gerichtheid niet wordt geaccepteerd. Ook heeft verweerder in zijn beoordeling betrokken dat eiser schaamte zegt te hebben om over zijn seksuele gerichtheid te verklaren. Verweerder stelt niettemin terecht dat dit in beginsel wel van eiser mocht worden verwacht, nu eiser in verband hiermee om internationale bescherming vraagt. Eiser heeft ook verklaard dat hij na zijn dreigende uitzetting doordrongen was van het belang om open te zijn over zijn asielmotief. Uit het verslag van het opvolgende gehoor blijkt verder dat de gehoorambtenaar eiser herhaaldelijk (nader) heeft uitgenodigd om zo persoonlijk mogelijke verklaringen af te leggen.
9. Niet is gebleken dat het gehoor opvolgende aanvraag onvoldoende zorgvuldig is verlopen. In het bijzonder kan niet worden gevolgd dat eiser is benadeeld door de inzet van een (beëdigde) tolk Arabisch en de wijze waarop die in dit geval zijn werkzaamheden heeft verricht. Een vreemdeling wordt gehoord in een taal waaraan hij de voorkeur geeft, tenzij er een andere taal kan worden gebruikt die hij begrijpt en waarin hij helder kan communiceren. Daarbij hanteert verweerder het uitgangspunt dat de vreemdeling wordt gehoord in een taal waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die kan verstaan.Eiser heeft voorafgaand aan het gehoor desgevraagd verklaard dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen in de Arabische taal en ook na afloop desgevraagd verklaard dat hij de tolk goed heeft verstaan en begrepen. Voor zover hij aan het einde van het gehoor heeft verklaard dat sommige dingen verkeerd waren begrepen, stelt hij daarbij ook dat dit is gecorrigeerd.
Eiser heeft niet vooraf gevraagd om te worden gehoord in het Nederlands. Uit het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag volgt niet dat moet worden aangenomen dat eiser zich beter in het Nederlands kan uitdrukken dan in het Arabisch. Ook de rechtbank heeft ter zitting niet kunnen vaststellen dat dat het geval is. Dat eiser tijdens het gehoor is gevraagd naar mogelijke tegenstrijdigheden of misverstanden doordat hij soms ook Nederlands sprak, betekent niet dat het gehoor niet zorgvuldig genoeg is verlopen. Zoals verweerder terecht opmerkt, heeft overigens ook eiser tijdens het gehoor ingestemd met de verdere voortzetting ervan.
10. Verder wordt niet gevolgd dat eiser door de - als extra persoon - aanwezige tolk is belemmerd om vrijuit te verklaren over zijn seksuele gerichtheid. Eiser kon redelijkerwijs verwachten dat van hem verwacht wordt openheid van zaken te geven over zijn asielmotief. Hij heeft zelf verklaard dat hij zich hiervan bewust was. Hij had ook al eerder een asielprocedure doorlopen. Dat hij tijdens het gehoor heeft aangegeven zich desondanks ongemakkelijk te voelen om te verklaren, betekent niet dat dat van hem niet langer kon worden verwacht. Uit het verslag van het opvolgend gehoor, noch uit de aanvullingen en correcties hierop blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser zodanig gehinderd was om te verklaren dat zijn verklaringen om die reden niet aan het bestreden besluit ten grondslag konden worden gelegd.
11. Niet is bestreden dat eiser zich ondanks zijn jarenlange verblijf in Nederland niet heeft verdiept in de positie van lhbti’s in Nederland. Tot slot heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet consistent is door eerst te verklaren dat hij vrijgezel is, terwijl hij later verklaart wel een vriendje te hebben.
12. Hoewel verweerder zich gelet op het voorgaande niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende verklaringen heeft afgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde seksuele gerichtheid, kan het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank toch niet in stand blijven. De reden hiervoor is dat verweerder in zijn integrale onderzoek naar de geloofwaardigheid van het asielmotief onvoldoende aandacht heeft besteed aan de omstandigheid dat eiser enige tijd rechtmatig verblijf heeft gehad bij een mannelijke partner. Verweerder stelt op zichzelf terecht dat het enkele samenwonen met een man niet op voorhand iets zegt over het motief waarmee dat gebeurt en om die reden als zodanig niet een gestelde seksuele gerichtheid onderbouwt. Eiser heeft daarentegen terecht aangevoerd dat verweerder eerder heeft aangenomen dat sprake was van een exclusieve partnerrelatie tussen eiser en zijn toenmalige mannelijke partner. Dit is ook van belang voor de beoordeling van de huidige aanvraag. Met name ligt de vraag voor in hoeverre eisers ontoereikende verklaringen mogelijk worden gecompenseerd door eerdere bevindingen van verweerder in de reguliere verblijfsprocedure. Hoewel verweerder zich aanvankelijk op het standpunt heeft gesteld dat het aan eiser is om het gestelde verblijf bij partner met documenten te onderbouwen, is inmiddels niet meer in geschil dat eiser daadwerkelijk heeft beschikt over een reguliere verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn toenmalige mannelijke partner. Er moet van uit worden gegaan dat verweerder over het desbetreffende dossier beschikt. Verweerder heeft hier tot op heden echter geen verder onderzoek naar gedaan.
13. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen die voortvloeien uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en om die reden moet worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen om opnieuw op het bestreden besluit te beslissen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat de omvang van het uit te voeren nader onderzoek (waaronder de mogelijke noodzaak om eiser opnieuw te horen) niet op voorhand kan worden ingeschat.
14. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank verweerder veroordelen tot het betalen van een proceskostenvergoeding aan eiser. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Het beroep is van een gemiddeld gewicht.