ECLI:NL:RBDHA:2023:20615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen de verzoeker, wiens naam niet is vermeld, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend die op 29 september 2023 door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
In de overwegingen van de uitspraak is vermeld dat de rechtbank in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL23.31611, het beroep van de verzoeker ongegrond heeft verklaard. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening ook als kennelijk ongegrond moest worden afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter, mr. W. Anker, heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.