ECLI:NL:RBDHA:2023:20589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/1032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een WOO-verzoek inzake verstrekking van documenten betreffende verblijfsvergunningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun WOO-verzoek beoordeeld. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. T. Sahar, hebben een verzoek ingediend om documenten te verstrekken die betrekking hebben op de verlening of afwijzing van verblijfsvergunningen op basis van artikel 8 van het EVRM, over de periode van 2017 tot heden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. B.M. Kristel, heeft dit verzoek afgewezen op 6 december 2022, met als argument dat de documenten bijzondere persoonsgegevens bevatten en dat het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. De rechtbank heeft op 17 oktober 2023 de zaak digitaal behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het WOO-verzoek op juiste gronden heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de documenten vertrouwelijke informatie bevatten die niet geanonimiseerd kan worden, en dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokken vreemdelingen moet worden geëerbiedigd. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat het belang van vertrouwelijkheid in dergelijke gevallen groot is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om een zoekslag te verrichten naar de opgevraagde documenten, aangezien deze documenten in zijn geheel niet verstrekt hoeven te worden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eisers ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier mr. T. Verschoor.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/1032

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], eisers

(gemachtigde: mr. T. Sahar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.M. Kristel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun Woo [1] -verzoek.
1.1.
Met het bestreden besluit van 6 december 2022 op het bezwaar van eisers is verweerder bij deze afwijzing gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 digitaal op zitting behandeld. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers hebben een Woo-verzoek gedaan inzake verstrekking van documenten betreffende de verlening dan wel afwijzing van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM over de periode 2017 tot heden. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat deze documenten zich niet lenen voor openbaarmaking. Het betreffen bijzondere persoonsgegevens en het belang dat de persoonlijke levenssfeer wordt geëerbiedigd, weegt volgens verweerder zwaarder dan het belang van openbaarheid. [2] Ook betreffen het stukken met persoonlijke beleidsopvattingen. [3] Ten aanzien van het verzoek om bij de inventarislijst een overzicht te verstrekken waarin per land van afkomst is vermeld hoeveel aanvragen zijn toe- of afgewezen, heeft verweerder gesteld dat deze feitelijke informatie is te vinden in het jaarverslag van de IND waarin alle cijfermatige informatie per jaar is opgenomen. Daarnaast beperkt de Woo zich tot het verstrekken van informatie dat is neergelegd in documenten en niet tot het verstrekken van feitelijke gegevens.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Het verzoek is ingediend, omdat er aanwijzingen zijn dat verweerder aanvragen op grond van artikel 8 van het EVRM [4] te streng beoordeelt. Niet is gebleken dat verweerder naar aanleiding van het verzoek enige zoekslag heeft verricht om vervolgens te kunnen beoordelen en motiveren welke documenten dan wel welke passages uit documenten onder een van de uitzonderingsgronden van de Woo vallen. Ten onrechte overweegt verweerder dat individuele dossiers niet kunnen worden geanonimiseerd. Daarnaast overweegt verweerder ten onrechte dat alle documenten uit persoonlijke beleidsopvattingen voor intern beraad bestaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het Woo-verzoek van eisers op grond van artikel 5.1., tweede lid, aanhef en onder e van de Woo, heeft mogen afwijzen onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 februari 2014. [5] Verweerder heeft het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van vreemdelingen zwaarder mogen laten wegen dan het belang van openbaarheid. Verweerder heeft bij zijn afwijzing mee mogen wegen dat de aanvraag is gericht op vertrouwelijk aan de overheid verstrekte gegevens van zeer persoonlijke aard. De informatie betreft individuele feiten en omstandigheden en gedetailleerde informatie over een deel van het persoonlijk leven van de betrokken personen. Uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling volgt dat aan de vertrouwelijkheid van de door vreemdeling verstrekte en op grond van de door de overheid verzamelde informatie groot gewicht dient te worden toegekend. [6] Verweerder heeft verder mogen overwegen dat dergelijke documenten niet op een wijze kunnen worden geanonimiseerd, waardoor de veiligheid van de vreemdeling en daarmee de bescherming van diens persoonlijke levenssfeer is gewaarborgd. [7] Weliswaar ziet de uitspraak van de Afdeling op asieldossiers, maar de rechtbank ziet geen reden dat de overwegingen in die uitspraak niet van toepassing zouden zijn op de beoordeling van een aanvraag op grond van artikel 8 van het EVRM. Eisers hebben ook niet om specifieke stukken gevraagd uit die dossiers maar feitelijk om alle stukken die zien op deze aanvragen. Als deze stukken samen genomen geven een zeer compleet beeld van in dit geval het door die vreemdelingen gestelde familieleven.
4.2
Ook heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het herhalen van de afwijzingsgronden per document of passage in dit geval geen redelijk doel dient. De Afdeling heeft deze werkwijze, waarbij per weigeringsgrond motiveringen zijn gegeven en per weigeringsgrond is aangeduid op welke soort documenten die weigeringsgrond van toepassing is, in het verleden toereikend gevonden in soortgelijke gevallen. [8] Dat deze werkwijze is toegestaan volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018. [9]
4.3
Verder hoefde verweerder geen zoekslag te verrichten, nu niet in geschil is dat de opgevraagde documenten aanwezig zijn bij verweerder. Verweerder stelt echter dat deze documenten in zijn geheel niet zullen worden verstrekt en dat dit niet per afzonderlijk dossier of document hoeft te worden beoordeeld. Nu verweerder gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de documenten niet heeft hoeven verstrekken vanwege het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, is een zoekslag in dit geval niet noodzakelijk. Gelet op de motivering zoals door verweerder is gegeven, is het ook voor de rechtbank niet noodzakelijk om over de dossiers te beschikken om deze motivering te toetsen. Daarbij merkt de rechtbank ook op dat het niet om een beperkt aantal dossiers zal gaan maar zeer waarschijnlijk om vele dossiers. Daarnaast heeft verweerder wel een zoekslag verricht naar overige stukken die geen onderdeel uitmaken van de persoonlijke dossiers van vreemdelingen die beter inzichtelijk maken hoe verweerder aanvragen toetst. De aangetroffen stukken heeft verweerder openbaar gemaakt en aan eiser verstrekt.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet open overheid.
2.Artikel 5.1., tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo.
3.Zie artikel 5.2. van de Woo.
4.Het verdrag bepalende de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie: ECLI:NL:RVS:2014:385. Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3460).
6.Uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014, rechtsoverweging 8.2.
7.Deze overweging is in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014, rechtsoverweging 8.2.
8.Uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014, rechtsoverweging 7.
9.Uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018, rechtsoverweging 3.7.