ECLI:NL:RBDHA:2023:20576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.8358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf van een Marokkaanse eiseres op basis van inburgeringsvereisten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 19 juli 2022, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd bij besluit van 28 februari 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 12 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. Y. Özdemir, en mr. Poyraz, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Eiseres, geboren in 1966 en van Marokkaanse nationaliteit, had de mvv aangevraagd om bij haar echtgenoot te verblijven. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres niet geslaagd was voor het basisexamen inburgering buitenland. De staatssecretaris had een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM, die in het nadeel van eiseres uitviel. Tijdens de zitting trok eiseres enkele beroepsgronden in, maar bleef van mening dat het besluit in strijd was met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldoende inspanningen had verricht om zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen. De rechtbank hechtte weinig waarde aan een verklaring van een docent die stelde dat eiseres haar best deed, omdat deze verklaring niet overtuigend was en niet overeenkwam met de resultaten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de inburgeringsvereisten en dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat er geen reden was voor ontheffing van deze verplichting. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8358

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. Y. Özdemir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 19 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die zich heeft laten waarnemen door mr. Poyraz. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1966 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft op 19 april 2022 een mvv aangevraagd om bij haar echtgenoot, de heer [naam] (referent), te verblijven.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet is geslaagd voor het basisexamen inburgering buitenland (het examen) en er niet genoeg reden is om haar te ontheffen van de plicht om hiervoor te slagen. [1] Verweerder heeft een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] , die in het nadeel van eiseres is uitgevallen.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgronden zoals geformuleerd onder 3 en 4 van het beroepsschrift ingetrokken. Eiseres stelt zich nog wel op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel en stelt daartoe dat verweerder te kort door de bocht is gegaan bij de beoordeling dat eiseres niet haar best heeft gedaan om het examen te halen. Daarnaast had verweerder meer rekening moeten houden met de leeftijd van de echtgenoot van eiseres. Door dit niet te doen is het besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en dus in beginsel niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv. In geschil is of verweerder eiseres had moeten ontheffen van het inburgeringsvereiste.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende inspanningen heeft verricht om zich voor te bereiden op en het slagen voor het inburgeringsexamen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.2.
Aan de door eiseres overgelegde brief waarin een docent, de heer F. Azarkan van het onderwijsinstituut Anwal, aangeeft dat eiseres haar best doet om het examen te halen, maar dat dit door faalangst niet mogelijk is, heeft verweerder weinig waarde hoeven hechten. Verweerder heeft daartoe niet ten onrechte overwogen dat de docent zeer vergelijkbare verklaringen heeft opgesteld voor andere studenten waarvan de situatie en behaalde resultaten niet overeenkwamen met die van eiseres. Daarnaast komen de verklaringen en datumstempels van het onderwijsinstituut niet overeen. Ook overigens is niet gebleken van voldoende en passende voorbereiding. Zo is het eerste examen zonder enige voorbereiding afgelegd. Ook de examens daarna zijn in relatief korte periode na elkaar afgelegd. De omstandigheid dat eiseres drie keer het examen heeft afgelegd en drie keer voor het onderdeel Spreekvaardigheid de laagst mogelijke score (1) heeft gehaald, wijst evenmin op een voldoende en passende voorbereiding. Dat eiseres weinig scholing heeft gehad, maakt het wellicht lastiger voor eiseres om zich voor het examen voor te bereiden en dat succesvol af te leggen, maar hierin heeft verweerder geen reden hoeven zien om eiseres ontheffing te verlenen van het inburgeringsvereiste omdat zij voor (onderdelen van) het basisexamen inburgering kan slagen. Temeer nu uit de verklaring van de arts niet blijkt dat er sprake is van medische omstandigheden waardoor eiseres geen examen kan doen of niet kan leren voor het examen.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet in aanmerking komt voor ontheffing van de inburgeringsplicht. Dat de echtgenoot op leeftijd is maakt dit oordeel niet anders.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Robio, griffier.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 16, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B1/4.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.