ECLI:NL:RBDHA:2023:20566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/09/654528 KG ZA 23-828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot intrekken gunningsbeslissing in kort geding over aanbesteding van KNMI

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Webbio B.V. en de Staat der Nederlanden, waarbij Webbio vorderde de gunningsbeslissing van de Staat in te trekken. De zaak betreft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor de ontwikkeling van de KNMI App, waarbij de Combinatie Egeniq B.V. en Koos B.V. als winnaar naar voren kwam. Webbio stelde dat de Combinatie niet voldeed aan de geschiktheidseis GE4, die betrekking heeft op de ISO 9001 certificering of gelijkwaardig. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat voldoende had aangetoond dat de Combinatie aan deze eis voldeed, en verwierp de argumenten van Webbio. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Webbio niet toewijsbaar waren, en dat de Staat de opdracht aan de Combinatie mocht gunnen. Webbio werd veroordeeld in de proceskosten, terwijl de Combinatie in de kosten van de Staat werd veroordeeld tot nihil. De uitspraak benadrukt de eisen van redelijkheid en billijkheid in aanbestedingsprocedures en de noodzaak voor inschrijvers om tijdig bezwaren te uiten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/654528 / KG ZA 23-828
Vonnis in kort geding van 23 november 2023
in de zaak van
Webbio B.V.te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. M.M. Fimerius te Rijswijk (Zuid-Holland),
tegen:
de Staat der Nederlandente Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. J.E. Palm en L.A. van Essen te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
Egeniq B.V.te Hilversum,
en
Koos B.V.te Amsterdam,
advocaat mr. B. Nijhof te Eindhoven.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Webbio’, ‘de Staat’ en ‘de Combinatie’ (naar welke laatste partij zal worden verwezen in het vrouwelijk enkelvoud). De interveniënten zullen hierna ieder afzonderlijk worden aangeduid als Egeniq en Koos.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging, met een productie;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord;
- de akte houdende een wijziging van eis;
- de op 9 november 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Voor zover de Combinatie zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat de eiswijziging buiten beschouwing moet worden gelaten, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij. Een eiswijziging kan worden gedaan zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Een eiswijziging kan buiten beschouwing worden gelaten indien deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Daarvan is in dit geval geen sprake. De eiswijziging is schriftelijk ingediend meer dan 24 uur voorafgaand aan de zitting. De Combinatie is voldoende in de gelegenheid geweest daartegen inhoudelijk verweer te voeren, van welke mogelijkheid zij ook gebruik heeft gemaakt.
1.3.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.Het incident tot tussenkomst dan wel voeging

2.1.
De Combinatie heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Webbio en de Staat dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting hebben Webbio en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. De Combinatie is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) is een Europese niet­openbare aanbestedingsprocedure gestart voor ontwikkeling, beheer, onderhoud en doorontwikkeling van de KNMI App (hierna: de aanbesteding). Het gunningscriterium is de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI). De aanbesteding is onderverdeeld in een selectiefase en een inschrijvingsfase.
3.2.
Ten behoeve van de selectie is er een selectieleidraad ter beschikking gesteld. Daarin is als geschiktheidseis GE4 vermeld
“Kwaliteitsmanagementsysteem ISO 9001 of gelijkwaardig”.
3.3.
In paragraaf 5.3 van de Selectieleidraad staat vermeld:
“Middels het ondertekenen van de UEA (voorzieningenrechter: Uniforme Europese Aanbestedingsdocument)
en toevoegen van de UEA aan de ATD(voorzieningenrechter: Aanvraag Tot Deelneming)
verklaart Gegadigde te voldoen aan alle genoemde Geschiktheidseisen. Middels het ondertekenen van de en toevoegen van de aan de Inschrijving verklaart Inschrijver te voldoen aan alle genoemde Geschiktheidseisen.”
en
“Een Geschiktheidseis is een knock-out criterium. Het niet voldoen aan een Geschiktheidseis leidt tot uitsluiting.”
3.4.
Hierna is er een Nota van Inlichtingen verstrekt. Hierin is als vraag 5 opgenomen:
“Als geschiktheidseids wordt "Kwaliteitsmanagementsysteem ISO 9001 of gelijkwaardig" gevraagd. Wij hebben zelf niet de ISO 9001 certificering maar wel ISO 27001. Tevens werken onze technische teams onder strikte en vastgelegde kwaliteitsstandaarden. Onze infrastructuurpartners zijn wel o.a. ISO 9001 gecertificeerd. Is dit geheel aan kwaliteitsgaranties afdoende voor KNMI?”
Het antwoord hierop luidt:
“Alleen wanneer zij als onderaannmer danwel combinant onderdeel zijn van uw verzoek tot deelname. […]”
Als vraag 56 is hierin opgenomen:
“Volstaat een alternatief op ISO9001 in de vorm van een risicoanalyse document met uitgebreide toelichting op punten als: organisatiebeleid, personeel, toegangsbeveiliging voor fysiek en IT-systemen, beveiliging van gegevens/programmatuur en een continuïteitsplan?”
Het antwoord hierop luidt:
“Een ISO certificering vertelt het KNMI dat, wanneer u zegt dat u kwaliteit borgt, inzicht heeft in (bedrijfs)risico en hierop acteert, u dit ook kunt waarmaken (het is immers getoetst). Als u geen ISO-certificering heeft, dan is het belangrijk voor het KNMI dat u beschrijft op welke manier u kwaliteit borgt, op welke manier u (bedrijfs)risico's inzichtelijk maakt en hoe u vervolgens zowel kwaliteitsmanagement als risicomanagment uitvoert. Gelijkwaardigheid is:
  • Een kwaliteitshandboek met beleidsverklaring en een handtekening van het management.
  • Een beschrijving van het kwaliteitssysteem met beleidsverklaring en handtekening van het management.”
Als vraag 64 is hierin opgenomen:
“Is het mogelijk om deel te nemen aan de selectiefase met de toezegging/bewijs dat aanbieder bezig is het ISO9001 certificaat te behalen?”
Het antwoord hierop luidt:
“Het is een geschikheidseis en een knockout criteria, wanneer u niet beschikt over een kwaliteitsmanagement systeem dat gelijkwaardig is aan ISO 9001 is het niet mogelijk om deel te nemen aan selectiefase.”
3.5.
De Staat heeft van de ingediende aanmeldingen vijf aanmeldingen geselecteerd om een inschrijving in te dienen, waaronder de aanmeldingen van Webbio en van de Combinatie. De Staat heeft bij brief van 30 mei 2023 schriftelijk aan Webbio meegedeeld dat zij is geselecteerd. In deze brief staan de andere geselecteerde bedrijven niet vermeld.
3.6.
Op 15 juni 2023 heeft er een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor de geselecteerde bedrijven (hierna: de informatiebijeenkomst). Webbio en de Combinatie waren daarbij aanwezig.
3.7.
Webbio en de Combinatie hebben daarna tijdig een inschrijving ingediend.
3.8.
De Staat heeft bij brief van 14 september 2023 aan Webbio bericht dat haar inschrijving niet als de economisch meest voordelige inschrijving wordt aangemerkt en dat hij voornemens is de opdracht te gunnen aan Egeniq (hierna: de gunningsbeslissing).
3.9.
Webbio heeft daarna meermaals aan de Staat vragen gesteld over, kort gezegd, het al dan niet voldoen door Egeniq aan geschiktheidseis GE4 en de wijze waarop dit door de Staat is getoetst. De Staat heeft daarop onder meer i) aangegeven dat Egeniq in de UEA heeft aangegeven dat zij voldoet aan de geschiktheidseisen, ii) benadrukt dat eis GE4 inhoudt: ISO 9001 of gelijkwaardig, iii) verwezen naar hetgeen in de Selectieleidraad staat vermeld over de wijze waarop wordt beoordeeld of aan de gestelde eisen wordt voldaan en naar de extra uitleg die hierover in de Nota van Inlichtingen is gegeven en iv) gesteld dat hij op basis van de door Enegiq aangeleverde informatie heeft beoordeeld dat haar inschrijving voldoet aan de eisen (met daarbij de toevoeging: al niet dan niet met onderaannemer/combinant). Webbio is vervolgens dit kort geding gestart.
3.10.
Bij bericht van 19 oktober 2023 heeft de Staat aan Webbio bericht dat zij in de gunningsbeslissing per abuis heeft verzuimd te vermelden dat zal worden gegund aan de combinatie Egeniq-Koos in plaats van alleen aan Egeniq.

4.Het geschil

4.1.
Webbio vordert, na wijziging van eis, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
de Staat te gebieden de gunningsbeslissing in te trekken, hem te verbieden de opdracht te gunnen aan de Combinatie en hem te gebieden de opdracht te gunnen aan Webbio, dan wel de inschrijvingsfase opnieuw te doorlopen, voor zover de Staat deze opdracht nog wenst te gunnen;
subsidiair:
de Staat te gebieden aan Webbio te motiveren op basis van welke bewijsstukken (inclusief datum waarop deze bewijsstukken door de Staat zijn opgevraagd, op welke datum deze bewijsstukken van de Combinatie zijn verkregen en van welke datum deze bewijsstukken dateren) en op basis van welke concrete en inhoudelijke toetsingscriteria de Staat heeft geconcludeerd dat de Combinatie voldoet aan eis GE4, Webbio in de gelegenheid te stellen om binnen een termijn van tenminste veertien kalenderdagen in rechte tegen deze motivering (en daarmee het voorgenomen besluit tot gunning aan de Combinatie) op te komen, de aanbestedingsprocedure gedurende deze termijn op te schorten en, in het geval door Webbio binnen deze termijn een kort geding aanhangig wordt gemaakt, de aanbestedingsprocedure opgeschort te houden totdat in dat kort geding vonnis is gewezen;
meer subsidiair:
de Staat te gebieden om de gunningsbeslissing in te trekken, op zorgvuldige en effectieve wijze te verifiëren of de aanmelding/inschrijving van de Combinatie voldoet aan eis GE4, Webbio te voorzien van een gemotiveerde uitkomst van die verificatie en een nieuwe gunningsbeslissing te nemen;
een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten, op de wijze zoals nader in de eiswijziging omschreven.
4.2.
Daartoe voert Webbio – samengevat – het volgende aan. De Combinatie voldoet om meerdere redenen niet aan geschiktheidseis GE4. Voor zover de Staat zich op het standpunt stelt dat de Combinatie daar wel aan voldoet, wordt dat niet onderbouwd. Indien de primaire vordering desondanks niet toewijsbaar wordt geacht, dan dient de Staat zijn standpunt nader te onderbouwen en dient Webbio in de gelegenheid te worden gesteld om daartegen in rechte op te komen.
4.3.
De Staat en de Combinatie voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
De Combinatie vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Staat te gebieden – voor zover de Staat de opdracht nog wenst te vergeven – de opdracht te gunnen aan de Combinatie, met veroordeling van Webbio in de proceskosten op de wijze zoals nader in de incidentele conclusie omschreven.
4.5.
Verkort weergegeven stelt de Combinatie daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van Webbio, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Webbio en de Staat met betrekking tot de vorderingen van de Combinatie hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

Rechtsverwerking
5.1.
De Staat en de Combinatie hebben op de eerste plaats als verweer gevoerd dat Webbio haar recht heeft verwerkt om te klagen over de selectie van de Combinatie. Zij had dit volgens hen voorgaand aan de inschrijving moeten doen en niet moeten wachten tot de gunningsbeslissing bekend is gemaakt. Webbio heeft dit weersproken. Zij stelt dat zij niet eerder kon klagen, omdat zij pas door de gunningsbeslissing op de hoogte is geraakt van de selectie van de Combinatie.
5.2.
Tussen partijen is het beoordelingskader niet in geschil. Van een adequaat handelend gegadigde/inschrijver mag worden verwacht dat hij zich proactief opstelt bij het naar voren brengen van bezwaren in het kader van een aanbestedingsprocedure. De eisen van redelijkheid en billijkheid die de gegadigde/inschrijver jegens de aanbestedende dienst in acht heeft te nemen, brengen mee dat hij zijn bezwaren duidelijk naar voren brengt en in een zo vroeg mogelijk stadium aan de orde stelt, zodat eventuele onregelmatigheden desgewenst kunnen worden gecorrigeerd met zo min mogelijk consequenties voor het verdere verloop van de aanbestedingsprocedure.
5.3.
In dit geval staat tussen partijen vast dat de Staat Webbio niet schriftelijk heeft geïnformeerd over de geselecteerde gegadigden. De aan Webbio verzonden beslissing hield alleen in dat Webbio was geselecteerd, zodat zij terecht geen aanleiding heeft gezien om daar bezwaar tegen te maken. Ook daarna heeft de Staat de geselecteerde gegadigden niet schriftelijk aan Webbio meegedeeld. Wel zijn tijdens een inlichtingenbijeenkomst, die enige tijd na de selectie en voorafgaand aan de inschrijving is georganiseerd en waarbij alle geselecteerde gegadigden aanwezig waren, tijdens een voorstelronde de namen van de aanwezigen genoemd. Webbio stelt dat dit nogal onduidelijk verliep en dat het slecht hoorbaar was en dat zij dit niet goed heeft meegekregen. De Staat en de Combinatie hebben dit weersproken.
5.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat zij niet kan vaststellen hoe de inlichtingenbijeenkomst is verlopen. Dit dient naar haar oordeel voor rekening en risico van de Staat te komen. Het had op zijn weg gelegen om – indien hij een geslaagd beroep had willen kunnen doen op rechtsverwerking – te zorgen dat zonder twijfel vastgesteld kan worden dat en wanneer Webbio op de hoogte is geraakt van de namen van de geselecteerde bedrijven. Bij gebreke daarvan kan de Staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan Webbio tegenwerpen dat zij beter had moeten opletten tijdens de voorstelronde op de inlichtingenbijeenkomst. Daarbij acht de voorzieningenrechter ook relevant dat die bijeenkomst niet tot doel had om partijen informatie te verstrekken over de personen van de geselecteerde gegadigden (dat is althans gesteld noch gebleken) maar om een toelichting te geven op het onderwerp van de aanbesteding en gegadigden in de gelegenheid te stellen vragen daarover te stellen. De voorzieningenrechter gaat daarom voorbij aan het rechtsverwerkingsverweer en zal het geschil inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
5.5.
Vast is komen te staan dat de Combinatie in haar inschrijving heeft aangegeven dat zij beschikt over een kwaliteitsmanagement systeem dat gelijkwaardig is aan ISO 9001. De Staat stelt na bekendmaking van de gunningsbeslissing bij de Combinatie te hebben geverifieerd of zij voldoet aan eis GE4, door stukken op te vragen waaruit blijkt dat zij een gelijkwaardig kwaliteitssysteem heeft en dat zij al vóór de datum van aanmelding over dat kwaliteitssysteem beschikte. Een medewerker van het KNMI heeft de overgelegde stukken beoordeeld en geoordeeld dat de Combinatie hiermee heeft aangetoond dat zij voldoet aan eis GE4.
5.6.
Webbio heeft zich op het standpunt gesteld dat 1) dit op grond van artikel 2.96, tweede lid, van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) alleen kan worden aanvaard indien de Combinatie het betreffende certificaat niet binnen de gestelde termijnen kon verwerven om redenen die haar niet aangerekend kunnen worden en dat dit hier niet het geval is, 2) de Staat ten onrechte heeft toegestaan dat alleen Egeniq voldoet aan eis GE4, 3) Egeniq niet heeft kunnen volstaan met het geven van een eigen beschrijving van haar systeem, maar dat er ook een externe audit moet hebben plaatsgevonden en dat is gesteld noch gebleken dat dit het geval is geweest en 4) is gesteld noch gebleken dat het kwaliteitsbeleid ook in de Engelse taal is opgesteld en dat dit wel vereist is.
Voldaan aan artikel 2.96, tweede lid, Aw?
5.7.
De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van Webbio dat er niet vanuit kan worden gegaan dat de Combinatie het ISO-certificaat niet binnen de gestelde termijnen kon verwerven om redenen die haar niet kunnen worden aangerekend, zoals op grond van artikel 2.96, tweede lid, Aw wel is vereist. De Staat heeft dat wel aangenomen. Hij heeft daarbij acht geslagen op de periode tussen de aankondiging van de opdracht en de uiterste aanmeldingsdatum, die maar ruim vijf weken was. De Combinatie heeft hierover verklaard dat zij vóór de inschrijving op de aanbesteding de ISO-certificering heeft aangevraagd, maar dat zij vanwege de doorlooptijd die gemoeid gaat met het hele certificeringsproces van ongeveer drie tot zes maanden hierover ten tijde van de inschrijving nog niet beschikte, maar inmiddels wel. Gelet daarop heeft de Staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot de beslissing kunnen komen dat aan dit vereiste is voldaan. Dat de Combinatie ook al eerder tot een aanvraag had kunnen overgaan – omdat het ISO9001-certificaat al sinds 2015 bestaat en de eis van een dergelijke certificering al geruime tijd wordt gesteld in veel Europese aanbestedingen in de IT-branche – maakt nog niet dat de Staat niet tot haar beslissing heeft kunnen komen, zoals Webbio heeft betoogd. Indien dat betoog zou worden gevolgd, zou de eis voor zover die ziet op een gelijkwaardig systeem feitelijk zinledig zijn. Het aantonen van een gelijkwaardig systeem zou dan immers toch nooit voldoende kunnen zijn.
Eis GE4 in geval van inschrijving door een combinatie
5.8.
Webbio kan ook niet worden gevolgd in haar betoog dat de Staat ten onrechte heeft toegestaan dat alleen Egeniq voldoet aan eis GE4. Uit het antwoord op vraag 5 volgt dat het – in ieder geval onder de in die vraag geschetste omstandigheden – toegestaan kan zijn dat slechts een van de combinanten beschikt over de ISO9001-certificering of gelijkwaardig.
5.9.
De voorzieningenrechter volgt Webbio evenmin in haar stelling dat de uitleg van de Staat op dit punt in strijd is met de eis dat de combinanten ieder afzonderlijk de Eigen Verklaring moeten indienen en dat het antwoord op vraag 5 daarom anders zou moeten worden uitgelegd. Niet valt in te zien waarom Koos, uitgaande van het in de Nota van Inlichtingen opgenomen antwoord op vraag 5, de Eigen Verklaring niet (juist) zou kunnen hebben ingevuld. Zij mocht er immers op grond van het antwoord op vraag 5 op vertrouwen dat zij als combinant samen met Egeniq voldeed. Indien Webbio bezwaar had tegen voormeld antwoord op vraag 5 of dat onduidelijk had gevonden, had zij daarover eerder moeten klagen. Nu zij dat niet heeft gedaan, wordt aan het standpunt van Webbio voorbij gegaan.
5.10.
Verder is gebleken dat de Staat bij de beoordeling van de inschrijving van de Combinatie niet alleen in aanmerking heeft genomen dat Egeniq beschikt over een kwaliteitssysteem gelijkwaardig aan ISO 9001, maar ook heeft beoordeeld of dat in dit specifieke geval voldoende kan worden geacht. Dat is volgens de Staat het geval, omdat uit de inschrijving kan worden opgemaakt dat het team van Egeniq en Koos integraal samenwerkt en de kwaliteitscontroles van het werk bij Egeniq zijn belegd. Dit acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om in te grijpen op de wijze zoals Webbio voorstaat.
Externe audit noodzakelijk?
5.11.
Webbio stelt verder nog dat voor het verkrijgen van een ISO9001-certificaat een externe audit nodig is, die jaarlijks dient te worden herhaald. Om aan te tonen dat een kwaliteitssysteem gelijkwaardig is aan ISO9001 dient volgens haar daarom ook een externe audit te worden overgelegd. Nu niet is gebleken dat de Combinatie dat heeft gedaan, moet volgens Webbio worden geconcludeerd dat zij niet voldoen aan eis GE4.
5.12.
De voorzieningenrechter volgt Webbio daar niet in. In de Aanbestedingswet noch in de Inschrijvingsleidraad is een expliciete procedure opgenomen voor het beoordelen van gelijkwaardigheid, anders dan met de beantwoording van vraag 56, dat gelijkwaardigheid is:
“- Een kwaliteitshandboek met beleidsverklaring en een handtekening van het management.
-
Een beschrijving van het kwaliteitssysteem met beleidsverklaring en handtekening van het management.”
Dat de gelijkwaardigheid alleen kan worden bewezen met een verklaring van een externe partij blijkt hier niet uit. Het accepteren van andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen is juist bestemd voor de situatie dat een ondernemer het betreffende certificaat niet binnen de gestelde termijnen kan verwerven om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden. Het ligt dan niet voor de hand dat die ondernemer dan om geldig te kunnen inschrijven wel eerst nog een externe audit zou moeten laten verrichten. Het ligt veeleer voor de hand dat in een dergelijke situatie de aanbestedende dienst beoordeelt of de overgelegde bewijzen voldoende zijn om de gelijkwaardigheidstoets te doorstaan. Die beoordeling zal uiteraard wel moeten plaatsvinden door een ter zake deskundige beoordelaar. De Staat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dat hier het geval is geweest, door toe te lichten dat de beoordeling heeft plaatsgevonden door een toetser van het KNMI die meer dan twintig jaar ervaring heeft met kwaliteitsmanagement en ook verantwoordelijk is voor de certificering en hercertificering van ISO9001 voor het KNMI.
5.13.
Webbio kan worden gevolgd in haar standpunt dat voor de gelijkwaardigheid van belang is in hoeverre de kwaliteit daadwerkelijk is gewaarborgd op dat moment. Uit het antwoord op vraag 565 volgt echter dat de Staat ook daarop beoordeelt (“
Als u geen ISO-certificering heeft, dan is het belangrijk voor het KNMI dat u beschrijft op welke manier u kwaliteit borgt, op welke manier u (bedrijfs)risico's inzichtelijk maakt en hoe u vervolgens zowel kwaliteitsmanagement als risicomanagment uitvoert”).Dat de beoordeling hiervan in het geval van Egeniq de toets der kritiek heeft doorstaan acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk, omdat is gebleken dat zij op het moment van inschrijving de procedure van ISO-certificering doorliep en vervolgens ook daadwerkelijk over het certificaat is komen te beschikken. De voorzieningenrechter gaat dus voorbij aan dit standpunt van Webbio.
Taalvereiste
5.14.
Webbio heeft nog naar voren gebracht dat, als Egeniq een in het Nederlands geschreven handboek heeft aangeleverd, niet kan worden geoordeeld dat zij beschikt over een aan ISO9001 gelijkwaardig kwaliteitssysteem, omdat dit dan niet door de medewerkers van Egeniq, die de Nederlandse taal veelal niet machtig zijn, kan worden gebruikt. Daargelaten dat de ISO 9001-norm geen taalvereiste kent en een dergelijke eis ook niet in de aanbestedingsstukken is opgenomen, vormt het enkel poneren van deze stelling onvoldoende onderbouwing dat de Staat – die heeft toegelicht dat en hoe hij zorgvuldig heeft getoetst of sprake is van een gelijkwaardig systeem – niet heeft kunnen komen tot het oordeel dat Egeniq heeft voldaan aan eis GE4. Aan deze stelling wordt dan ook voorbij gegaan.
Motiveringsplicht
5.15.
Ook de stelling dat de Staat niet aan zijn motiveringsplicht heeft voldaan wordt verworpen. Webbio legt aan haar standpunt dat de Staat niet aan zijn motiveringsplicht heeft voldaan ten grondslag dat er sprake is van gerede twijfel over de beoordeling en dat de Staat zijn stellingen niet heeft onderbouwd, zodat deze niet controleerbaar zijn. Daarin kan zij niet worden gevolgd. De Staat heeft zowel voorafgaand aan dit kort geding als tijdens dit kort geding toegelicht wat zij heeft ontvangen en getoetst, op basis van welke toetsingscriteria, wanneer zij dat heeft getoetst en wat de uitkomst daarvan is. Het is niet aan Webbio om die beoordeling nog eens over te doen. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de stellingen van de Staat op dit punt. Voor toewijzing van de subsidiaire vordering is daarom geen plaats, laat staan voor een veroordeling van de Staat om de (eerst) in de pleitnota van Webbio genoemde stukken, onderbouwing, lijst, data en toelichting aan haar te verstrekken. Naar voorshands oordeel strekt de motiveringsplicht van de Staat niet zover.
Inschrijving verifiëren
5.16.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter geen grondslag voor toewijzing van de meer subsidiaire vordering, waarvan de grondslag door Webbio overigens ook onvoldoende is toegelicht. Deze vordering zal dus ook worden afgewezen.
Conclusie en proceskosten
5.17.
De vorderingen van Webbio zullen dus worden afgewezen. Nu de Staat voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan de Combinatie, brengt voormelde beslissing mee dat de Combinatie geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze ook zullen worden afgewezen. De Combinatie zal worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet Webbio in haar verhouding tot de Combinatie worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van de Combinatie was immers te voorkomen dat de opdracht aan Webbio zou worden gegund, welk doel is bereikt. Webbio zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van de Combinatie. Voorts zal Webbio, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat.
5.18.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen, zoals dor de Staat gevorderd, aan de Staat te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen aan de Staat te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is Webbio de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt de Combinatie voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens de Staat in de kosten van de Staat, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt Webbio in de overige proceskosten, tot dusver begroot aan de zijde van zowel de Staat als de Combinatie telkens op € 1.755,--, waarvan € 676,-- aan griffierecht en € 1.079,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 5.18;
6.4.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- aan de Staat dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen aan de Staat te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is Webbio de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd;
6.5.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023.
ts