ECLI:NL:RBDHA:2023:20559
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne, verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker van Turkmeense nationaliteit. De verzoeker had eerder een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. Tegen dit besluit heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het verzoek op 20 december 2023 behandeld, samen met een ander beroep (NL23.29594). Tijdens de zitting waren de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in het andere beroep, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.