In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Afghaanse vreemdeling beoordeeld die een zevende asielaanvraag heeft ingediend. De eiser, van Afghaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend op 10 september 2021, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 29 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont. De eiser heeft aangevoerd dat hij bang is voor de Taliban, vooral vanwege zijn bekering tot het christendom en zijn etnische achtergrond als Qizilbash. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van de eiser en de risico's die hij loopt bij terugkeer naar Afghanistan. De rechtbank verwijst naar het landenbeleid en eerdere uitspraken die relevant zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat de staatssecretaris een nieuwe integrale beoordeling moet maken van de asielaanvraag van de eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde besluitvorming in asielzaken, vooral in het licht van de kwetsbare situatie van de eiser.