ECLI:NL:RBDHA:2023:20517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.23758
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser op 11 april 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter geen besluit genomen op deze aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 11 september 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen acht weken een besluit te nemen. Ondanks deze uitspraak heeft de staatssecretaris niet tijdig beslist, wat leidde tot een tweede gegrondverklaring van het beroep op 25 april 2023, waarbij een termijn van twee weken werd gesteld voor het nemen van een besluit. Op 21 augustus 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit.

De rechtbank heeft in deze uitspraak vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat er geen termijn verbonden is aan het indienen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de eerder gestelde termijnen en dat er inmiddels aanzienlijke dwangsommen zijn verbeurd. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken alsnog een besluit bekend te maken en heeft een dwangsom van € 200 per dag vastgesteld, met een maximum van € 30.000. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.

De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23758

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

Eiser heeft op 11 april 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
De staatssecretaris heeft geen besluit genomen. Eiser heeft tegen het uitblijven van een besluit beroep(en) ingediend. Bij uitspraak van 11 september 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht het beroep van eiser gegrond verklaard (NL22.4466). De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. Bij uitspraak van 25 april 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen het beroep van eiser gegrond verklaard (NL23.3837). De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Op 21 augustus 2023 heeft eiser wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
2. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
3. Op grond van het tweede lid van artikel 6:12 van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:673), volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste maal) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. Uit voornoemde uitspraak volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich, in weerwil van het gezag van deze rechterlijke uitspraak, daaraan niet houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
5. In de uitspraak van 25 april 2023 van deze rechtbank (zie procesverloop) heeft de rechtbank aan de staatssecretaris een concrete beslistermijn van twee weken gegeven, waarbinnen hij het besluit bekend moet maken. De staatssecretaris heeft hieraan niet voldaan. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. De rechtbank hecht er aan om het volgende op te merken. Zoals hiervoor onder 5. is vastgesteld, heeft de staatssecretaris niet binnen de door de rechtbank gegeven termijn beslist. Voorafgaand aan die uitspraak heeft de rechtbank de staatssecretaris eerder al opgedragen (binnen een termijn van acht weken) te beslissen (zie procesverloop). Inmiddels zijn de aan die uitspraken verbonden rechterlijke dwangsommen van € 7.500 en € 15.000 verbeurd. Verder zijn wederom meerdere maanden verstreken en de staatssecretaris heeft nog geen besluit op eisers aanvraag bekend gemaakt. Bovendien is de bovengrens van de 21 maanden, hetgeen in de uitspraak van 25 april 2023 van deze rechtbank al is vermeld, overschreden. De rechtbank acht deze gang van zaken ontluisterend en ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb genoemde beslistermijn van twee weken waarbinnen de staatssecretaris een besluit bekend dient te maken. Ook stelt de rechtbank, gelet op het voorgaande, de hoogte van de (rechterlijke) dwangsom (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) vast op een bedrag van € 200,-- per dag voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn van twee weken wordt overschreden. Omdat de staatssecretaris, ondanks twee eerdere rechterlijke uitspraken en het verbeuren van de daaraan verbonden dwangsommen, nog altijd geen besluit genomen heeft, zal de rechtbank het maximum van de te verbeuren dwangsommen bepalen op € 30.000,--.
7. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5).
8. De rechtbank komt - gelet op de onder 6. vermelde jurisprudentie - niet toe aan de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom als bedoeld in artikel 8:55c van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiser een dwangsom van € 200,-- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 30.000,--;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.