ECLI:NL:RBDHA:2023:20476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
22/8294
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen inzake inzageverzoek op basis van de AVG

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen op haar inzageverzoek op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) door verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had eerder een beroep ingesteld dat kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard, maar haar verzet daartegen werd gegrond verklaard. De zitting vond plaats op 28 november 2023, waarbij eiseres aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde.

De rechtbank stelt vast dat het inzageverzoek van eiseres, dat op 19 maart 2022 was ingediend, zowel aan de minister van Financiën als aan de Belastingdienst/Toeslagen was gericht. Eiseres had verweerder in gebreke gesteld op 1 juni 2022, en het was niet in geschil dat de beslistermijn op dat moment was overschreden. Verweerder heeft uiteindelijk op 31 oktober 2023 op het inzageverzoek beslist, waardoor eiseres geen belang meer had bij de beoordeling van haar beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank wijst erop dat, nu de beslistermijn was overschreden, eiseres op goede gronden beroep heeft ingesteld. Verweerder wordt opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 december 2023, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8294

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen op haar inzageverzoek op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) door verweerder.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres bij uitspraak van 15 februari 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Het verzet van eiseres tegen de uitspraak van 15 februari 2023 is gegrond verklaard bij uitspraak van 6 juli 2023.
1.3.
De zitting was op 28 november 2023 met behulp van een beeldverbinding. Eiseres was hierbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling

2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Op grond van het tweede lid van dit artikel, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en;
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. Het inzageverzoek van eiseres was volgens verweerder zowel gericht aan de minister van Financiën als verweerder. Eiseres heeft blijkens de uitspraak op haar verzet aangegeven dat haar beroep – anders dan eerder door de rechtbank was aangenomen – niet is gericht tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Financiën op het door eiseres gemaakte bezwaar tegen diens besluit van 29 september 2022. Tijdens die procedure is voor verweerder duidelijk geworden dat het inzageverzoek van 19 maart 2022 ook aan hem was gericht. De rechtbank merkt het door eiseres ingestelde beroep daarom aan als een beroep tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op het inzageverzoek van 19 maart 2022. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld op 1 juni 2022. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn op dat moment was overschreden. Verweerder heeft bij besluit van 31 oktober 2023 op het inzageverzoek van eiseres beslist. Daarom heeft eiseres geen belang meer bij de beoordeling van haar beroep voor zover dat is gericht tegen het niet-tijdig beslissen door verweerder. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Gelet op artikel 6:20, vierde lid, van de Awb zal de rechtbank het beroep van eiseres, voor zover dat is gericht tegen de inhoud van het besluit van 31 oktober 2023, doorsturen naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.
6. Nu de beslistermijn was overschreden, heeft eiseres op goede gronden beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. Daarom moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2023.
de griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.