ECLI:NL:RBDHA:2023:20459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.26534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag op grond van buiten behandelingstelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 26 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter op 28 augustus 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet had gereageerd op eerdere verzoeken om een vragenformulier in te vullen. De rechtbank heeft op 2 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft de buiten behandelingstelling van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat het besluit in strijd was met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat het voornemen tot buiten behandelingstelling niet was bijgevoegd bij het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt echter dat de verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat het voornemen naar het juiste adres is verzonden, en dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om zijn adres in de Basisregistratie Personen correct bij te houden. De rechtbank concludeert dat het besluit tot buiten behandelingstelling van de asielaanvraag terecht is genomen en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en benadrukt dat eiser de mogelijkheid heeft om opnieuw een asielaanvraag of reguliere aanvraag in te dienen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26534

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 26 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 augustus 2023 deze aanvraag buiten behandeling gesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de buiten behandelingstelling van de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Eiser is bij brief van 27 mei 2023 verzocht een vragenformulier in te vullen waarin hij moest aangeven of hij de asielaanvraag van 26 augustus 2022 al dan niet wilde voortzetten. Eiser heeft niet op deze brief gereageerd. In het voornemen van 12 juli 2023 heeft eiser opnieuw de gelegenheid gekregen om binnen twee weken een ingevuld vragenformulier te retourneren. Eiser heeft ook niet op het voornemen gereageerd. Vervolgens heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] .
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser stelt in beroep dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar het voornemen, maar heeft het voornemen niet bijgevoegd en het bevindt zich ook niet in het digitale dossier. Verder bevindt zich in het digitale dossier een stuk genaamd ‘retourpost’. Verweerder wist hierdoor dat de mogelijkheid bestond dat het voornemen eiser niet bereikt zou kunnen hebben. Ook had eiser ten tijde van het voornemen nog geen bijstand van een advocaat. Tot slot wijst eiser op artikel 3 van het IVRK [2] en stelt dat eiser geen, dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het nog ongeboren kind van eiser.
Beoordeling door de rechtbank
6. Verweerder moet aannemelijk maken dat het voornemen van 12 juli 2023 naar juiste adres is verzonden. Verweerder heeft het voornemen van 12 juli 2023 naar het adres [adres] verzonden. Tussen partijen is niet in geschil dat dit het adres is waarop eiser op het moment van verzending van het voornemen stond ingeschreven in de Basisregistratie personen. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om zich in de Basisregistratie personen op het juiste adres in te schrijven. Dat hij ten tijde van verzending van het voornemen nog niet werd bijgestaan door een advocaat, maakt dit niet anders. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij op 12 juli 2023 reeds bij zijn echtgenote woonde en dat hij vanaf begin augustus 2023 heeft geprobeerd om zijn adres in de Basisregistratie personen te wijzigen. Dit is eind augustus 2023 gelukt. Verweerder heeft dan ook aannemelijk gemaakt het voornemen van 12 juli 2023 naar het correcte adres te hebben verzonden. Dat eiser in de periode dat hij al bij zijn echtgenote woonde, maar in de Basisregistratie personen nog stond ingeschreven op het adres [adres] , niet heeft gecontroleerd of er post voor hem werd bezorgd aan de [adres] , komt voor zijn rekening en risico. Ook anderszins heeft eiser geen maatregelen genomen om eventuele post verzonden naar de [adres] , te verkrijgen.
6.1.
De rechtbank volgt niet dat het besluit tot buiten behandelingstelling van eisers asielaanvraag een schending van artikel 3 van het IRVK met zich meebrengt. Het staat eiser vrij opnieuw een asielaanvraag dan wel een reguliere aanvraag in te dienen.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Internationaal Verdrag voor de rechten van het Kind