ECLI:NL:RBDHA:2023:20457
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser, Jalal Amer, op 10 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 2 november 2022 ingebreke gesteld. De rechtbank heeft eerder, op 23 maart 2023, het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van die uitspraak een besluit te nemen. Echter, op 14 augustus 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld omdat de staatssecretaris wederom niet tijdig een besluit heeft genomen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft beslist op de aanvraag van eiser, ondanks de eerder gegeven termijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet bekendmaken. Tevens is er een dwangsom van € 200,-- per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,--.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50, die de staatssecretaris moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.