ECLI:NL:RBDHA:2023:20455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
SGR 22/175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van handhavend optreden tegen nieuwe deklaag op appartementencomplex binnen beschermd stadsgezicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023, in de zaak SGR 22/175, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot handhavend optreden tegen de nieuwe witte deklaag die is aangebracht op de trappen en het bordes van een appartementencomplex. Eiser, bewoner van het complex, stelt dat deze wijziging in strijd is met artikel 3:2 van de Monumentenverordening Den Haag 2019, omdat het appartementencomplex volgens hem een monument is, gelegen in het beschermd stadsgezicht Benoordenhout.

De rechtbank constateert dat het appartementencomplex niet is opgenomen in het monumentenregister, hoewel het stadsgezicht dat het omringt wel is. De rechtbank overweegt dat de opname van het rijksbeschermd stadsgezicht in het monumentenregister niet betekent dat alle woningen binnen dat gebied ook als monumenten moeten worden beschouwd. De bescherming richt zich op de ensemblewaarde van het stadsgezicht en niet op individuele gebouwen. Daarom concludeert de rechtbank dat er geen overtreding van de Monumentenverordening is en dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat het appartementencomplex geen monument is.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van een welstandsexces, aangezien de aangebrachte deklaag geen grove inbreuk maakt op de gebruikelijke omgeving. De rechtbank wijst erop dat er geen aantasting van de architectuur of gebruik van laagwaardige materialen is en dat de situatie geen gevaar oplevert. Eiser wordt geadviseerd om eventuele civielrechtelijke kwesties met de Vereniging van Eigenaren te bespreken. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en zijn er geen proceskosten aan de orde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Veldman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot handhavend optreden tegen de nieuwe witte deklaag/coating die is aangebracht op de trappen en het bordes van het appartementencomplex aan [adres] .
1.1.
Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 23 augustus 2021 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 6 december 2021 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van verweerder is verschenen. Eiser is niet verschenen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiser is bewoner van het appartementencomplex aan [adres] in [plaats]. De VvE van dit appartementencomplex heeft over de grijze trappen en het bordes een nieuwe witte deklaag/coating laten aanbrengen. Volgens eiser is dit in strijd met artikel 3:2 van de Monumentenverordening Den Haag 2019 (de Monumentenverordening).
2.1.
Verweerder heeft het verzoek tot handhavend optreden afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het appartementencomplex geen monument is. Er is dus geen overtreding van de Monumentenverordening. Daarnaast is er geen sprake van een welstandsexces.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
Is het appartementencomplex een monument?
4. Eiser betoogt dat het appartementencomplex een monument is. Hiertoe voert eiser aan dat het appartementencomplex is gelegen in het beschermd stadsgezicht Benoordenhout. Dit is een rijksbeschermd stadsgezicht en is opgenomen in het monumentenregister. Volgens eiser is het appartementencomplex daarmee ook een monument. Voor het aanbrengen van de witte deklaag/coating was daarom op grond van artikel 3:2 van de Monumentenverordening een omgevingsvergunning nodig.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat het appartementencomplex niet is opgenomen in het monumentenregister. Vast staat verder dat het rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout wel is opgenomen in het monumentenregister.
4.2.
De rechtbank overweegt dat de opname van het rijksbeschermd stadsgezicht in het monumentenregister niet betekent dat alle afzonderlijke woningen die hier binnen vallen ook monumenten zijn. In de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout staat dat de te beschermen waarden zien op de typische schaal en structuur van het vooroorlogse bebouwingsbeeld, gekenmerkt door de grote harmonie in de baksteen-woonhuisarchitectuur en de homogeniteit in verschillende straatwanden, wat leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles. Het gaat dus om bescherming van de ensemblewaarde in Benoordenhout. In andere woorden; het rijksbeschermd stadsgezicht beschermt de som der delen in Benoordenhout, niet ieder individueel deel afzonderlijk. Het is dus niet zo dat alle afzonderlijke woningen in Benoordenhout door de opname van het rijksbeschermd stadsgezicht in het monumentenregister als monument moeten worden gezien. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat het appartementencomplex geen monument betreft en dat daarom geen sprake is van overtreding van artikel 3:2 van de Monumentenverordening.
Is sprake van een welstandsexces?
5. Verweerder heeft zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een welstandsexces. Het advies van de afdeling Monumentenzorg & Welstand maakt duidelijk dat geen sprake is van een grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is. Er is geen sprake van aantasting van de architectuur, van laagwaardige materialen, van felle of contrasterende kleuren of van ernstige verwaarlozing of beschadiging.
Overig
6. Voor zover eiser stelt dat door de deklaag een gevaarzettende situatie is ontstaan vanwege gladheid, overweegt de rechtbank dat dit een civielrechtelijke aangelegenheid betreft. Eiser kan dit bespreken met de VvE. Verweerder speelt hierin geen rol.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.