ECLI:NL:RBDHA:2023:20426
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsdocument EU/EER
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsdocument EU/EER heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling is genomen. Dit besluit, dat op 10 juli 2023 is genomen, heeft de verzoeker doen besluiten bezwaar te maken en een voorlopige voorziening te verzoeken. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij de beoordeling is vastgesteld dat er griffierecht van € 184,00 verschuldigd was voor het indienen van het verzoekschrift. De verzoeker is in de gelegenheid gesteld om dit griffierecht te betalen, maar heeft dit nagelaten en geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.