ECLI:NL:RBDHA:2023:20330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/09/654808 / HA ZA 23-893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake thuiskopievergoeding en vergoedingsplichtige voorwerpen

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting De Thuiskopie en JP Teck B.V. De eiseres, Stichting De Thuiskopie, heeft de gedaagde partij, JP Teck B.V., aangeklaagd voor het niet voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de thuiskopievergoeding. De gedaagde partij is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eiseres grotendeels toewijsbaar zijn, met enkele nuances. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot het doen van opgave van vergoedingsplichtige voorwerpen die vanaf 1 januari 2023 zijn geïmporteerd of verkocht, en heeft dwangsommen opgelegd voor het niet voldoen aan deze verplichtingen. Daarnaast zijn er veroordelingen uitgesproken tot betaling van verschillende bedragen aan de eiseres, inclusief wettelijke rente, proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gedaagde binnen twee weken na import van vergoedingsplichtige voorwerpen opgave moet doen, en dat er een verbod geldt op de import of verkoop van deze voorwerpen zonder de vereiste opgave en betaling van de thuiskopievergoeding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/654808 / HA ZA 23-893
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
STICHTING DE THUISKOPIE,
te Amsterdam,
eisende partij,
advocaat: mr. L.J. Walker te Diemen,
tegen
JP TECK B.V.,
te Beverwijk,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 september 2023 met producties EP01 t/m EP26;
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de feiten en het gevorderde wordt verwezen naar het gestelde in de aangehechte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank in hoofdzaak niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal grotendeels worden toegewezen, zij het met inachtneming van het volgende.
Vordering v.
2.3.
De gevorderde veroordeling tot het doen van opgave over de periode vanaf 1 januari 2023 tot en met de datum van dit vonnis is toewijsbaar, met dien verstande dat nu gesteld nog gebleken is dat gedaagde fabrikant is van vergoedingsplichtige voorwerpen in de zin van artikel 16f Aw [1] , het gevorderde ‘gefabriceerde’ niet in het dictum zal worden opgenomen.
Vordering vi.
2.4.
De in de dagvaarding onder vi. gevorderde dwangsom is toewijsbaar, met dien verstande dat deze alleen wordt toegewezen voor wat betreft het doen van de volledige en gespecificeerde opgave van verkochte vergoedingsplichtige voorwerpen en niet voor wat betreft het overleggen van bescheiden waaruit blijkt wie de importeur/fabrikant in Nederland is en of die de thuisvergoeding heeft voldaan. Het bepaalde in artikel 16ga lid 2 Aw, dat meebrengt dat als gedaagde niet over laatstbedoelde bescheiden beschikt, zij de thuiskopievergoeding zelf moet betalen, vormt naar het oordeel van de rechtbank reeds voldoende prikkel om tot overlegging van dergelijke bescheiden over te gaan.
Vordering vii.
2.5.
De door eiseres in de dagvaarding onder vii. gevorderde verbijzondering ‘verhandeling’ sluit niet aan op de tekst van artikel 16ga Aw. De rechtbank zal het verbod
– naast de import – alleen toewijzen voor wat betreft de verkoop van vergoedingsplichtige voorwerpen. De rechtbank merkt voor de goede orde op dat het verbod dat zal worden opgelegd, geen algeheel verbod is om vergoedingsplichtige voorwerpen te importeren of te verkopen, maar een verbod om dit te doen zonder de wettelijke verplichtingen tot het onverwijld doen van opgave, betaling van thuiskopievergoeding dan wel het ter inzage geven van bescheiden, na te komen.
2.6.
Om executieproblemen te voorkomen, zal de rechtbank bepalen dat gedaagde steeds uiterlijk twee weken na import van vergoedingsplichtige voorwerpen in de gelegenheid wordt gesteld om daarvan opgave te doen. Vergoedingsplichtige voorwerpen die zij op of reeds vóór de datum van dit vonnis heeft geïmporteerd, vallen onder het bereik van het toe te wijzen onderdeel v. van de vordering van eiseres.
Dwangsommen
2.7.
De gevorderde dwangsommen zullen, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 2.4, per opgelegd bevel worden toegewezen en gemaximeerd tot de in het dictum vermelde bedragen.
Proceskosten
2.8.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Bij de vaststelling van het salaris van de advocaat wordt aansluiting gezocht bij het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven zoals dat geldt voor uitspraken na 1 februari 2023, waarbij wordt uitgegaan van tarief VIII voor vorderingen met een geldswaarde boven € 1.000.000 (1 punt x tarief VIII = € 4.247,-). Daarnaast komen de uit de dagvaarding blijkende kosten van betekening daarvan, te weten € 132,42, voor toewijzing in aanmerking. Dit bedrag zal worden vermeerderd met het door eiseres betaalde griffierecht van € 7.843,-. Het totaalbedrag van de toe te wijzen proceskosten komt daarmee op
€ 12.222,42.
2.9.
De beslagkosten, toewijsbaar op grond van artikel 706 Rv [2] , worden vastgesteld op
€ 900,25 aan kosten van deurwaardersexploten, € 676,- voor griffierecht en € 598,- voor salaris advocaat (1,0 punt(en) x € 598,-), totaal € 2.174,25.
2.10.
Eiseres maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt eveneens vast dat de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. Daarom wordt een bedrag € 6.775,- aan eiseres toegewezen.
2.11.
De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023 een bedrag van € 173,- zonder betekening). Dit bedrag wordt onvoorwaardelijk toegewezen. In geval van betekening kent de rechtbank een extra component toe aan salaris (per 1 februari 2023 een bedrag van € 90,-) en de explootkosten van betekening. Deze kosten zullen voorwaardelijk worden toegekend, te weten als gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 369.072,40 (zegge: driehonderdnegenzestigduizend tweeënzeventig euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW [3] vanaf 31 december 2019 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 358.136,90 (zegge: driehonderdachtenvijftigduizend honderdzesendertig euro en negentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 498.858,10 (zegge: vierhonderdachtennegentigduizend achthonderdachtenvijftig euro en tien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 88.010,20 (zegge: achtentachtigduizend tien euro en twintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 31 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres volledig en gespecificeerd opgave te doen van het aantal door haar in Nederland geïmporteerde vergoedingsplichtige voorwerpen in de periode vanaf 1 januari 2023 tot de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 500,- per dag of deel van een dag dat gedaagde hieraan niet of niet volledig voldoet, met een maximum van € 100.000,-;
3.6.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres volledig en gespecifieerd opgave te doen van het aantal door haar in Nederland verkochte vergoedingsplichtige voorwerpen in de periode vanaf 1 januari 2023 tot de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 500,- per dag dat gedaagde niet of niet volledig voldoet aan deze veroordeling, met een maximum van € 100.000,-, onder medezending van afschriften van bescheiden (waaronder begrepen in- en verkoopfacturen), waarvan kennisneming noodzakelijk is om vast te stellen of de thuiskopievergoeding door de fabrikant of importeur van de desbetreffende voorwerpen is betaald dan wel wie de betalingsplichtige fabrikant of importeur van de betreffende voorwerpen is;
3.7.
verbiedt gedaagde om, voor eigen rekening of voor rekening van een ander, vergoedingsplichtige voorwerpen in Nederland te importeren of te verkopen, waarover niet binnen twee weken na het moment van import opgave is gedaan op de voet van artikel 16f Aw of waarvan niet op eerste verzoek van eiseres bescheiden ter inzage zijn gegeven als bedoeld in artikel 16ga Aw en/of waarvan gedaagde niet binnen twee weken na ontvangst van de daartoe strekkende factuur de verschuldigde thuiskopievergoeding aan eiseres heeft voldaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor ieder vergoedingsplichtig voorwerp dat in strijd met dit verbod wordt geïmporteerd of verkocht, dan wel, naar keuze van eiseres, een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat in strijd met dit verbod wordt gehandeld, met een maximum van € 100.000,-, één en ander onverminderd de aanspraak van eiseres op de verschuldigde thuiskopievergoeding over de geïmporteerde en/of verkochte vergoedingsplichtige voorwerpen;
3.8.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van de proceskosten (inclusief beslagkosten) ter hoogte van € 14.396,67, de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 6.775,- en de nakosten zoals vermeld onder 2.11, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.D. Overbeek, bijgestaan door B.T. Meijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Voetnoten

1.Auteurswet
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.Burgerlijk Wetboek