In deze zaak vorderen de erfgenamen van een overleden persoon, erflaatster, dat de executeur van de nalatenschap hen bepaalde documenten verstrekt en rekening en verantwoording aflegt over het beheer van het vermogen van erflaatster. De rechtbank heeft op 20 december 2023 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, die in eerste aanleg door een enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag is behandeld. De erfgenamen hebben op 6 februari 2023 een dagvaarding ingediend, waarna verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder een tussenvonnis van 12 juli 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast. Tijdens deze behandeling op 22 november 2023 zijn aantekeningen gemaakt die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat erflaatster op [datum] 2022 is overleden en dat zij op 20 november 2014 een testament heeft opgesteld waarin de wettelijke vererving is vastgelegd. De executeur, [gedaagde], is benoemd in het testament en heeft deze benoeming aanvaard. De erfgenamen vorderen inzage in stukken die de executeur onder zich heeft, waaronder belastingaangiften, bankafschriften en informatie over de beleggingsportefeuille van erflaatster. De rechtbank heeft geoordeeld dat de erfgenamen recht hebben op deze informatie, omdat zij als rechtsopvolgers toegang hebben tot de nalatenschap.
De rechtbank heeft de vordering tot het verstrekken van de gevraagde stukken toegewezen, maar de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de executeur niet verplicht is om rekening en verantwoording af te leggen over de periode voorafgaand aan het overlijden van erflaatster, omdat er geen rechtsverhouding is die deze verplichting rechtvaardigt. De erfgenamen worden gedeeltelijk in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten voor het deel van de vorderingen dat betrekking heeft op de executeur worden gecompenseerd, terwijl zij voor het deel dat betrekking heeft op de rekening en verantwoording hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de gedaagde.