ECLI:NL:RBDHA:2023:20317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/09/634445 / HA ZA 22/732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding na niet geleverde aandelen in het kader van een koopovereenkomst

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Humboldt Industries B.V. over de niet-nakoming van een koopovereenkomst betreffende aandelen in Perfect Plants B.V. In 2018 kocht Humboldt een 50% aandelenbelang van [eiseres] in Perfect Plants, maar de koopprijs werd niet volledig voldaan. [eiseres] vorderde nakoming van de gemaakte afspraken of, bij gebreke daarvan, vervangende schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat Humboldt in verzuim was geraakt met betrekking tot de betaling van tranche 4 van de koopprijs, die bestond uit de uitgifte van aandelen ter waarde van € 2.000.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitgifte van de aandelen niet heeft plaatsgevonden en dat er geen uitzicht is op nakoming. Daarom werd Humboldt veroordeeld tot betaling van € 2.000.000 aan [eiseres], vermeerderd met rente vanaf de datum van de omzettingsverklaring in de dagvaarding. Daarnaast werd Humboldt veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] voor het overige afgewezen, waaronder de vordering tot rente over de te late betalingen van eerdere tranches en de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel
zaaknummer/rolnummer: C/09/634445 / HA ZA 22/732
Vonnis van 6 december 2023
inzake
[eiseres], te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres
advocaten: mr. V.R.M. Appelman en mr. K.S.A. Wolthuis, te Rotterdam,
tegen:
HUMBOLDT INDUSTRIES B.V., te Honselersdijk, gemeente Westland,
gedaagde,
advocaat: mr. L.T. van der Sluis, te Rotterdam.
Eisers worden hierna [eiseres] en Humboldt genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juli 2022 met producties 1 tot en met 36,
- de akte wijziging eis met producties 37 en 38,
- de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid, althans schorsing, tevens houdende conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 25,
- de incidentele conclusie van antwoord met producties 39 tot en met 44,
- het vonnis in incident van 15 maart 2023,
- de aanvullende producties 26 tot en met 28b van Humboldt,
- de aanvullende productie 45 van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 19 oktober 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eiseres] ,
- de spreekaantekeningen van Humboldt.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Humboldt heeft in 2018 het 50% aandelenbelang van [eiseres] in Perfect Plants B.V. (hierna: Perfect Plants) gekocht. De koopprijs voor de aandelen is niet volledig voldaan. [eiseres] vordert onder andere nakoming van de gemaakte afspraken of anders vervangende schadevergoeding omdat Humboldt tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Humboldt voert verweer. Volgens haar is zij niet verplicht tot betaling en moeten de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
[eiseres] krijgt voor het grootste deel gelijk. Humboldt moet vervangende schadevergoeding en de proceskosten van [eiseres] betalen. De andere vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Hierna wordt besproken hoe de rechtbank tot deze beslissing is gekomen.
2.2.
De rechtbank zal eerst bespreken wat [eiseres] en Humboldt zijn overeengekomen en wat er is gebeurd. Daarna zal de rechtbank de vorderingen van [eiseres] bespreken: (i) de betaling van rente, (ii) de betaling van de restant koopsom, (iii) de nakoming van een bepaalde bepaling uit de tussen partijen gesloten overeenkomst voor de verkoop van de aandelen en (iv) de betaling van buitengerechtelijke incassokosten.
Wat is er afgesproken en wat is er gebeurd?
2.3.
Partijen hebben op 11 juli 2018 een overeenkomst gesloten voor de overdracht van de aandelen van [eiseres] in Perfect Plants per 15 augustus 2018 (
Completion). In de Share Purchase Agreement (hierna: SPA) is ten aanzien van de koopsom het volgende opgenomen:

3. PURCHASE PRICE, OBLIGATIONS PURCHASER
3.1
The total Purchase Price consists of an amount of NINE MILLION FIVE HUNDRED THOUSAND EURO (€ 9,500,000.00) (‘Initial Purchase Price’) plus the Earn-Out Payment.
3.2
The Initial Purchase Price will be paid as follows:
a. the first instalment of the Initial Purchase Price, amounting to one million euros (€ 1,000,000.00), shall be transferred, ultimately prior to the Completion, by Purchaser to the third party account (kwaliteitsrekening) of the Notary as set out in Article 6;
b. the second instalment of the Initial Purchase Price, amounting to two million euros (€ 2,000,000.00) will remaining outstanding in accordance with the Notarized Loan Agreement and will be paid no later than six (6) months after the Completion on account numbers specified by Seller;
c. the third instalment of the Initial Purchase Price, amounting to two million five hundred-thousand euros (€ 2,500,000.00) will remaining outstanding in accordance with the Notarized Loan Agreement and will be paid no later than twelve (12) months after the Completion on account numbers to be specified by Seller;
d. the fourth instalment of the Initial Purchase Price, shall be paid as set out in Schedule 5 – Share Distribution Agreement.
2.4.
Tegelijk met het 50% aandelenbelang van [eiseres] , kocht Humboldt ook het 50% aandelenbelang van Perfect Plants Holding B.V. in Perfect Plants. De bovengenoemde koopsom geldt voor beide verkopers samen. [eiseres] heeft dus recht op € 4.750.000 voor zijn aandelen. De vier ‘
instalments’worden hierna ‘tranches’ genoemd.
2.5.
Indien tranches te laat worden betaald is rente verschuldigd. De SPA bepaalt:

3.4 In case of (i) any delay in payment of the instalments, without prejudice to Article 3.8, and/or (ii) Purchaser not having obtained Seller’s prior approval to the action set out in Article 3.7, the Parties shall regard these events as severe non-performance by the Purchaser of his obligations arising from this Agreement, and the unpaid balance payable to Seller shall carry an interest at a rate of 10% (ten percent) per year for the period starting from the date such amount was originally due by the Purchaser to the Seller in accordance with this Agreement, and ending on the day such amount is effectively paid by the Purchaser to the Seller, it being understood that this subclause does not limit the Seller’s statutory rights with regard to such non-performance in any respect.
2.6.
Voor tranches 2 en 3 is een geldleningsovereenkomst gesloten (bijlage 14 SPA). Perfect Plants Holding B.V. en [eiseres] hebben aan Humboldt een lening van € 4.500.000 verstrekt. De terugbetalingsverplichtingen op basis van de geldlening zijn gelijk aan de betalingsverplichtingen van tranches 2 en 3. Tranche 2 (€ 2.000.000) moest uiterlijk zes maanden na 15 augustus 2018 worden betaald en tranche 3 (€ 2.500.000) uiterlijk twaalf maanden na 15 augustus 2018.
2.7.
Voor de vierde tranche (van totaal € 4.000.000) is overeengekomen dat betaald zal worden op de wijze zoals is bepaald in de Share Distribution Agreement (hierna: SDA):
“1. At Closing, the Purchaser guarantees Humboldt Industries Limited (“Humboldt Canada”) will cause to have issued by the Share Capital Corporation 4m aggregate shares to the Sellers (the “Seller’s Shares”). Issuance will occur at Closing or, if later, the closing of a reverse merger with a US public company (“Pubco Merger Closing”), through which Humboldt Canada will become the Share Capital Corporation.
2.8.
Hierbij geldt dat ‘
Closing’de datum van overdracht van de aandelen is: 15 augustus 2018. De ‘
Share Capital Corporation’is in de SPA gedefinieerd als: ‘
the US or Canada listed company, designated by Purchaser on Completion’.
2.9.
De eerste tranche is tijdig voldaan. Ook de tweede tranche is voldaan. [eiseres] had recht op € 1.000.000 voor de tweede tranche, uiterlijk te ontvangen op 15 februari 2019. [eiseres] heeft op 28 maart 2019 € 700.000 ontvangen en op 21 augustus 2019 € 300.000.
2.10.
[eiseres] had recht op € 1.250.000 voor de derde tranche, die Humboldt uiterlijk op 15 augustus 2019 had moeten betalen. Dat is niet gebeurd. Partijen hebben op 31 maart 2021 een aanvullende afspraak gemaakt, die per e-mail door de heer [naam 2] (namens Humboldt) aan [eiseres] is bevestigd (hierna: de rente-overeenkomst):
“De heer [ naam 1 (zijde eiseres)] (althans zijn vennootschap) heeft nog een uitstaande vordering op Humboldt Industries B.V. op basis van een geldlening gesloten in augustus 2018. (…)
Zojuist heb ik de heer [ naam 1 (zijde eiseres)] gesproken en wij hebben een akkoord bereikt.
Van de verkoopopbrengst van de transactie met [naam 3] zal 1.25M euro worden aangewend om de uitstaande vordering aan de heer [ naam 1 (zijde eiseres)] finaal te voldoen. En partijen verlenen elkaar na betaling van dit bedrag finale kwijting inzake de uitstaande geldlening.
Daarnaast zijn wij overeengekomen dat er over en weer geen claims meer ingediend kunnen worden onder de SPA gesloten in juli 2018 en dat de heer [ naam 1 (zijde eiseres)] in totaal 270.000 opties in Perfect Plants Inc zal krijgen tegen een waarde van 0.68 CAD met een looptijd van 5 jaar.”
2.11.
[eiseres] heeft op 6 april 2021 betaling van de derde tranche ontvangen.
2.12.
Op 4 april 2022 heeft [eiseres] aan [naam 2] geschreven:

Zoals je weet zij wij eind maart 2021 overeengekomen dat ik 270.000 opties in Perfect Plants Inc. zou ontvangen tegen finale kwijting ten aanzien van (de rentevorderingen over) de geldlening die door Humboldt Industries B.V. op dat moment nog moest worden afbetaald (de derde betalingstermijn) en over de eerder ook al te laat verrichte betaling van de tweede betaaltermijn. (…)
De verschuldigde € 1.25M heb ik daarna op 6 april 2021, ontvangen, maar de 270.000 opties in Perfect Plants Inc. heb ik tot op de dag van vandaag nog steeds niet gekregen. Ik wil graag dat nu eindelijk uitvoering gegeven gaat worden aan onze afspraken. Ik verzoek je hierbij dan ook om ervoor te zorgen dat de betreffende opties, uiterlijk volgende week maandag 11 april 2022 aan mij zijn verstrekt in een mij conveniërende vorm.
2.13.
[naam 2] heeft als volgt gereageerd op 7 april 2022:

Als bijlage tref je aan de warrant agreement die ik van [naam 4] (CFO van Perfect Plants) en [naam 5] heb ontvangen. (…) De overeenkomst is met terugwerkende kracht in werking getreden per 31 maart 2021.
(…)
Zoals je kunt zien is de looptijd van de overeenkomst 2 jaar. De reden hiervoor is dat [naam 4] en [naam 5] destijds bij de board in Canada een verzoek hadden ingediend voor 2 jaar. Graag verneem ik van je of jij van plan bent om op korte termijn (althans voor 31 maart 2023) alle opties te gebruiken. In dat geval volstaat deze overeenkomst waarmee jouw recht om de opties uit te oefenen is vastgelegd. Mocht dat niet het geval zijn dan zal ik [naam 4] en [naam 5] verzoeken om, voordat deze overeenkomst afloopt, bij de board een verzoek neer te leggen voor een nieuwe warrant agreement die vanaf 31 maart 2023 nog 3 jaar geldig is.
2.14.
Op 8 april 2022 heeft [eiseres] aan [naam 2] verzocht om uiterlijk 11 april 2022 een concept-optieovereenkomst met een looptijd van 5 jaar toe te sturen, zonder verdere voorwaarden ten aanzien van die looptijd. Een reactie bleef uit. Vervolgens heeft [eiseres] op 12 april 2022 opnieuw verzocht om voor 14 april 2022 om 12.00 uur de aangepaste overeenkomst te ontvangen. Op 14 april 2022 heeft [eiseres] de ontbinding van de rente-overeenkomst ingeroepen en aanspraak gemaakt op de rente over de tweede en derde tranche. Namens Humboldt is eveneens op 14 april 2022 gereageerd en aangevoerd dat zij niet in verzuim verkeerde en hiervan pas sprake kon zijn indien geweigerd zou worden om een verlenging met drie jaar te verstrekken.
2.15.
Op 31 maart 2023 is namens Humboldt bevestigd dat de optie-overeenkomst met drie jaar is verlengd, aldus tot en met 31 maart 2026.
(i) [eiseres] kan geen aanspraak meer maken op de rente over tranche 2 en 3
2.16.
[eiseres] stelt dat zij de rente-overeenkomst heeft ontbonden omdat Humboldt haar verplichting uit de rente-overeenkomst niet deugdelijk is nagekomen, door een optie-overeenkomst met een looptijd van twee jaar te verstrekken in plaats van de overeengekomen vijf jaar. [eiseres] vordert een verklaring voor recht ten aanzien van de ontbinding van de rente-overeenkomst en betaling van de contractueel overeengekomen rente van 10% over de te late betaling van tranches 2 en 3. De ontbinding heeft namelijk tot gevolg dat geen kwijting is verleend voor deze rentevorderingen, aldus [eiseres] .
2.17.
Humboldt heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens haar is geen sprake van een tekortkoming en zo wel, dan rechtvaardigt die de ontbinding niet. Aan de afspraak om gedurende vijf jaar opties te kunnen uitoefenen is voldaan. Dat aanvankelijk een optie-overeenkomst voor twee jaar is verstrekt, doet daar niet aan af. Er is immers niet afgesproken dat ter uitvoering van de renteovereenkomst niet meerdere opvolgende opties op aandelen konden worden verstrekt. Er is geen moment geweest dat [eiseres] de opties niet heeft kunnen uitoefenen, als hij dat al had gewild, wat door Humboldt wordt betwijfeld. De rechtbank begrijpt uit de toelichting ter zitting dat bij Humboldt geen twijfel bestond dat de aanvankelijke looptijd van twee jaar met drie jaar verlengd zou worden.
2.18.
De rechtbank komt tot de conclusie dat Humboldt niet tekort is geschoten in de nakoming van de rente-overeenkomst. Partijen zijn voor de opties een looptijd van vijf jaar overeengekomen. [eiseres] heeft eerst een optie-overeenkomst gekregen met een looptijd van twee jaar, met de toezegging dat indien nodig verlenging wordt gevraagd. Die verlenging is er ook gekomen. De rechtbank volgt Humboldt in haar stelling dat [eiseres] de opties altijd heeft kunnen uitoefenen en dat niet is afgesproken dat er ineens een overeenkomst met een looptijd van vijf jaar moest worden verstrekt. Humboldt is daarom niet tekort geschoten en [eiseres] mocht de overeenkomst niet ontbinden. De gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde rente over tranches 2 en 3 zullen worden afgewezen.
(ii) Humboldt moet vervangende schadevergoeding betalen voor tranche 4
2.19.
Partijen zijn overeengekomen dat de betaling van tranche 4, waarvan [eiseres] € 2.000.000 toekomt, plaatsvindt door middel van de uitgifte van aandelen. [eiseres] heeft recht op 2.000.000 aandelen. Humboldt garandeert in de SDA dat de aan haar gelieerde vennootschap Humboldt Industries Limited tot uitgifte aan [eiseres] zal overgaan. Er is geen datum overeengekomen voor de uitgifte. Wel is bepaald dat voor zover uitgifte niet plaatsvindt op 15 augustus 2018 (
Closing), uitgifte plaatsvindt op het moment van een ‘
reverse merger’ waardoor Humboldt Industries Limited een beursgenoteerde vennootschap wordt in Canada of de Verenigde Staten. Tot op heden heeft geen uitgifte van aandelen aan [eiseres] plaatsgevonden. De rechtbank begrijpt uit de toelichtingen ter zitting dat een beursgang de komende jaren niet voorzienbaar is. Er is geen sprake van een winstgevende onderneming.
2.20.
[eiseres] vordert € 2.000.000 van Humboldt, ter nakoming van tranche 4. [eiseres] stelt dat Humboldt op basis van de overeenkomst een zelfstandige betalingsverplichting heeft tot betaling van dit bedrag, of anders dat Humboldt op basis van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid gehouden is tot betaling. Ter onderbouwing voert [eiseres] aan dat zij op basis van de SPA, de SDA en de uitlatingen van Humboldt erop mocht vertrouwen dat de aandelen inmiddels aan haar uitgegeven zouden zijn.
2.21.
Meer subsidiair stelt [eiseres] dat Humboldt € 2.000.000 moet betalen als vervangende schadevergoeding, omdat niet aan de verplichting tot uitgifte van de aandelen is voldaan. Zij heeft Humboldt op 24 februari 2022 in gebreke gesteld ten aanzien van de nakoming van tranche 4, waarbij aan Humboldt een termijn is gesteld van drie maanden om alsnog te voldoen. [eiseres] heeft ook een termijn gesteld van één maand om te bevestigen dat uitgifte van de aandelen uiterlijk 31 mei 2022 zal plaatsvinden dan wel te bevestigen dat € 2.000.000 zal worden betaald. Humboldt heeft geen bevestiging gestuurd en ook niet betaald. [eiseres] stelt dat Humboldt in verzuim is geraakt met betrekking tot de nakoming van tranche 4. Voor zover in de SPA zelf geen termijn is bepaald, of Humboldt op latere door [eiseres] gestelde momenten niet in verzuim is geraakt, dan is Humboldt in ieder geval na het verstrijken van de termijnen in de ingebrekestelling, vanaf 24 maart 2022 dan wel vanaf 31 mei 2022, in verzuim geraakt. [eiseres] heeft de verbintenis tot nakoming door Humboldt door middel van een verklaring in de dagvaarding omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (art. 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
[eiseres] heeft geen kwijting verleend voor tranche 4
2.22.
Het meest verstrekkende verweer van Humboldt ziet erop dat [eiseres] met de rente-overeenkomst finale kwijting heeft verleend voor álle verplichtingen van Humboldt op basis van de SPA. Volgens Humboldt hadden partijen met de rente-overeenkomst de bedoeling alle mogelijke vorderingen onder de SPA voor de toekomst uit te sluiten: de betaling van € 1.250.000 zag op de voldoening van de tweede en derde tranche en voor alle andere claims onder de SPA is afgesproken dat [eiseres] 270.000 opties in Perfect Plants Inc. zou krijgen. De vordering van [eiseres] ten aanzien van tranche 4 moet daarom worden afgewezen, aldus Humboldt.
2.23.
[eiseres] heeft deze uitleg van Humboldt gemotiveerd weersproken. Op grond van artikel 3.7 SPA moest [eiseres] schriftelijk toestemming verlenen bij de verkoop van activa door Perfect Plants. Op 31 maart 2021 kwam [eiseres] er een paar uur voor de transactie achter dat Perfect Plants van plan was om activa te verkopen aan een derde, en dat daarna betaling van de derde tranche aan [eiseres] zou plaatsvinden. [eiseres] begreep dat het niet de bedoeling was van Humboldt om ook de verschuldigde rente over tranche 2 en 3 te betalen. Daar was [eiseres] het niet mee eens. Op dat moment is in korte tijd (nog dezelfde dag) de afspraak gemaakt zoals vastgelegd in de rente-overeenkomst. Die zag alleen op betaling van tranche 3 (€ 1.250.000) en een afspraak ter kwijting van de door Humboldt verschuldigde rente over tranches 2 en 3, die op dat moment al was opgelopen tot ruim € 200.000. [eiseres] heeft daarbij genoegen genomen met 270.000 opties tegen het verlenen van kwijting voor de rente. Er is daarbij niet gesproken over tranche 4. [eiseres] voert aan dat hij geen afstand heeft gedaan van 42% van de koopsom zonder daar iets voor terug te krijgen. Ter onderbouwing verwijst [eiseres] ook naar de reactie van Humboldt op zijn ingebrekestelling in 2022 en naar de geconsolideerde jaarrekening van Perfect Plants Inc. (Humboldt is in de consolidatie betrokken) waaruit ook blijkt dat geen kwijting voor tranche 4 is verleend.
2.24.
In de reactie van 12 april 2022 namens Humboldt, op de ingebrekestelling van [eiseres] , schrijft [naam 5] :

In the SPA, Schedule 5 (the Share Distribution Agreement) clearly states under which terms and conditions you will receive shares in the Share Capital Corporation. We hereby confirm that we will stand behind the arrangements, as described.”
2.25.
In de geconsolideerde jaarrekening van Perfect Plants Inc. Over 2020 is opgenomen:

In March 2021, the Company entered into a debt settlement agreement with the second seller of Perfect Plants B.V. (hereafter referred to as “KVG”). Pursuant to the agreement, the second installment of € 1,250,000 was paid to KVG in April 2021 to settle the second installment owing under the SPA. Accrued interest on the second installment has been waived. The Company’s board of director approved the issuance of 270,000 warrants to KVG with an exercise price of $0.68 and a life of two years. The share distribution agreement between the parties remains in force.”
2.26.
Volgens Humboldt moet geen waarde worden gehecht aan de inhoud van de brief van Nathanson, nu het gaat om een reactie van een in diskrediet geraakte, ontslagen bestuurder die er in tweede instantie een andere lezing van de afspraken op nahoudt. Dit doet niet af aan de bedoeling van partijen ten tijde van het sluiten van de rente-overeenkomst. Humboldt voert verder aan dat de geconsolideerde jaarrekening vol met fouten staat, zodat ook hier geen waarde aan moet worden gehecht. Zo wordt in de geciteerde passage gesproken over de tweede tranche, terwijl dit de derde tranche betreft.
2.27.
De rechtbank oordeelt dat [eiseres] met de rente-overeenkomst geen kwijting heeft verleend voor tranche 4. In de rente-overeenkomst is bepaald dat finale kwijting wordt verleend voor de uitstaande geldlening. Die geldlening zag alleen op tranches 2 en 3. Humboldt kon, gelet op de gang van zaken, uit de zinsnede in de rente-overeenkomst “
dat er over en weer geen claims meer ingediend kunnen worden onder de SPA” niet afleiden dat [eiseres] daarmee heeft bedoeld om af te zien van zijn vordering op grond van tranche 4. De rechtbank constateert dat Humboldt deze bedoeling van partijen alleen uit de letterlijke tekst van de rente-overeenkomst afleidt, maar geen andere feiten of omstandigheden aanvoert waaruit deze blijkt. De huidige bestuurder van Humboldt, de heer [naam 6] , heeft ter zitting weliswaar verklaard dat het de bedoeling van partijen was om algehele kwijting af te spreken, maar [naam 6] was niet bij het sluiten van de rente-overeenkomst betrokken. Dat de rente-overeenkomst op 31 maart 2021 in korte tijd tot stand is gekomen en daarbij niet is gesproken over tranche 4, zoals [eiseres] stelt, is verder niet door Humboldt weersproken. Tranche 4 ziet op een aanzienlijk deel van de oorspronkelijke koopsom. Humboldt mocht niet verwachten dat eiseres daar afstand van zou doen zonder enige tegenprestatie. Ten slotte blijkt zowel uit de jaarrekening als uit de reactie van [naam 5] niet dat Humboldt dacht dat [eiseres] met de renteovereenkomst volledige kwijting heeft verleend. [eiseres] wordt dan ook gevolgd in zijn uitleg dat de opties werden verkregen tegen het enkel verlenen van kwijting ter zake de rente over tranches 2 en 3, die ruim € 200.000 bedroeg. Dit betekent dat partijen (nog) gehouden zijn aan de verplichtingen ten aanzien van tranche 4 zoals opgenomen in de SPA.
Partijen zijn een koopsom van € 4.750.000 overeengekomen
2.28.
Uit de overgelegde
offer letteren
letter of intentblijkt dat partijen voor het sluiten van de SPA als koopsom hebben gesproken over een combinatie van een geldsom en een bepaald aantal aandelen. In de SPA is echter expliciet als koopsom een bedrag in geld van € 9.500.000 overeengekomen, waarvan € 4.750.000 voor [eiseres] zou zijn. Dat is het uitgangspunt geweest: [eiseres] zou een bedrag van € 4.750.000 ontvangen en Humboldt was bereid om dat bedrag te betalen. Dat partijen ten aanzien van € 2.000.000 van de € 4.750.000 hebben afgesproken dat Humboldt dit deel van de koopsom zal betalen door middel van de uitgifte van aandelen, doet niet af aan de hoogte van de koopsom die partijen zijn overeengekomen. Uit de SPA en SDA blijkt dat de aan beide verkopers uit te geven aandelen een waarde moesten vertegenwoordigen van € 4.000.000. Namens Humboldt is dit ook bevestigd op 5 juli 2018: “
the objective of this share distribution is to make sure the Sellers receive the 4M they are guaranteed”.
2.29.
Voor zover Humboldt betoogt dat [eiseres] dit deel van de koopsom alleen zou ontvangen indien het goed ging met de onderneming en een beursgang gerealiseerd zou kunnen worden, wordt Humboldt hierin niet gevolgd. De uitgifte van 2.000.000 aandelen aan [eiseres] vormt een integraal deel van de koopsom. [eiseres] is niet akkoord gegaan met een koopsom van € 2.750.000 en het eventueel aanvullend ontvangen van de aandelen. Humboldt voert aan dat de onderneming minder winstgevend bleek te zijn dan voorzien en dat [eiseres] daarom al ruimschoots is betaald voor zijn aandelen. De resultaten na de overdracht van de aandelen doen echter niet af aan de verplichting van Humboldt tot nakoming van tranche 4 op basis van de overeenkomst met [eiseres] . In de SPA is geen voorbehoud opgenomen ten aanzien van de toekomstige resultaten van de overgedragen onderneming.
2.30.
Humboldt voert verder aan dat de verplichting tot uitgifte van de aandelen niet op haar rust, maar op Humboldt Industries Limited. De rechtbank overweegt op dit punt dat Humboldt Industries Limited geen partij is bij de overeenkomst. [eiseres] en Humboldt zijn de koopsom van € 2.000.000 voor tranche 4 overeengekomen. Humboldt garandeert in de SDA dat Humboldt Industries Limited de verplichting tot uitgifte van de aandelen zal nakomen. Anders dan Humboldt aanvoert rust daarmee de verplichting dat aan tranche 4 wordt voldaan wel degelijk op haarzelf.
Tranche 4 behelst geen zelfstandige betalingsverplichting van € 2.000.000
2.31.
Allereerst overweegt de rechtbank dat uit artikel 3.2 onder d van de SPA en uit de SDA geen zelfstandige verplichting voor Humboldt voortvloeit om [eiseres] € 2.000.000 te betalen. Tranche 4 bedraagt weliswaar € 2.000.000 maar partijen zijn overeengekomen dat dit bedrag wordt betaald door middel van aandelen. Hiermee valt op basis van de overeenkomst geen verplichting tot betaling van een geldsom gelijk te stellen.
2.32.
[eiseres] stelt zich subsidiair op het standpunt dat partijen niet hebben geregeld wat er moet gebeuren als de uitgifte van aandelen lang op zich zou laten wachten. Volgens [eiseres] is sprake van een leemte in de overeenkomst, die op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) moet worden ingevuld door een rechtstreekse en zelfstandige betalingsverplichting voor Humboldt.
2.33.
Humboldt bestrijdt dit standpunt van [eiseres] . Zij voert aan dat simpel tijdsverloop niet maakt dat de inhoud van de afspraken kan worden omgezet in een betalingsverplichting. [eiseres] was zich bij het aangaan van de overeenkomst bewust van het gebrek aan duiding van het tijdsverloop met betrekking tot tranche 4. En [eiseres] heeft op basis van de wet en de SPA de mogelijkheid om remedies in te stellen tegen tekortkomingen, zodat niet tot invulling van de afspraken op grond van de SPA hoeft te worden gekomen, aldus Humboldt.
2.34.
Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook de gevolgen die naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de redelijkheid en billijkheid voortvloeien (artikel 6:248 lid 1 BW). Aanvulling is alleen mogelijk indien partijen hun rechtsverhouding niet volledig hebben geregeld. Of sprake is van een leemte in de overeenkomst, moet worden beantwoord aan de hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en van elkaar mochten verwachten (de Haviltex – maatstaf). Bij toepassing van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt een bestaande rechtsverhouding vastgesteld; er wordt geen nieuwe rechtstoestand gecreëerd door de rechter.
2.35.
De rechtbank komt op basis van uitleg van de overeenkomst tot de conclusie dat geen sprake is van een leemte die moet worden aangevuld. Partijen hebben – bijgestaan door adviseurs – duidelijke afspraken over de koopsom gemaakt. Voor tranche 4 is geen termijn voor voldoening opgenomen. Dat naderhand is gebleken dat uitgifte van de aandelen niet binnen afzienbare tijd kon plaatsvinden, terwijl partijen er bij het aangaan van de overeenkomst vanuit gingen dat dit wél mogelijk zou zijn, is onvoldoende voor de conclusie dat de overeenkomst op basis van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid moet worden aangevuld met een zelfstandige betalingsverplichting voor Humboldt. Dit geldt te meer omdat [eiseres] op basis van de wet de mogelijkheid heeft om nakoming af te dwingen, zoals hierna zal worden toegelicht. Van een zelfstandige betalingsverplichting voor Humboldt onder de overeenkomst, is daarom geen sprake.
Humboldt is in verzuim geraakt; [eiseres] heeft recht op schadevergoeding
2.36.
Dat Humboldt nog niet heeft voldaan aan tranche 4 staat vast. De vervolgvraag is of die vordering opeisbaar is (geworden) en of Humboldt aldus in verzuim is geraakt ten aanzien van die verplichting. Er is geen termijn voor de nakoming overeengekomen. Humboldt voert aan dat zij daarom ook niet in verzuim is met voldoening van de vierde tranche. Tussen partijen staat echter vast dat bij het sluiten van de overeenkomst de verwachting was dat uitgifte van aandelen binnen afzienbare tijd zou kunnen plaatsvinden. Bij ondertekening van de SPA in juli 2018 was bijvoorbeeld de verwachting dat de aandelen op een termijn van een aantal weken, namelijk 15 augustus 2018 konden worden uitgegeven.
2.37.
Artikel 6:38 BW bepaalt dat indien geen tijd voor de nakoming is bepaald, een verbintenis terstond kan worden nagekomen en nakoming terstond kan worden gevorderd. Hierbij dient de redelijkheid en billijkheid in acht te worden genomen. Er moet daarom een redelijke termijn worden gegeven om na te komen.
2.38.
[eiseres] heeft Humboldt in gebreke gesteld op 24 februari 2022 en een termijn gesteld tot 31 mei 2022. [eiseres] stelt dat sprake is van een redelijke termijn in het licht van de volgende feiten en omstandigheden. Er is sprake van onmacht aan de zijde van Humboldt. Enig perspectief op nakoming van tranche 4 is volstrekt afwezig. [eiseres] heeft niet de verwachting dat er nog iets gaat gebeuren. Van haar mag niet worden verwacht dat zij tot in het oneindige wacht op nakoming.
2.39.
Volgens Humboldt kan alleen sprake zijn van een redelijke termijn indien nakoming ook daadwerkelijk mogelijk is. Daar is nu geen sprake van. De termijn van drie maanden was in ieder geval te kort gezien de stappen die gezet moeten worden voor een beursgang. Bovendien had Humboldt eerder aan [eiseres] laten weten dat ernaar gestreefd werd de beursgang in 2022 of 2023 plaats te laten vinden. De redelijkheid en billijkheid verzetten zich er in dat kader tegen dat Humboldt vanaf 31 mei 2022 in verzuim zou zijn geraakt.
2.40.
De rechtbank overweegt dat [eiseres] terecht een termijn voor nakoming heeft gesteld, nu partijen geen termijn zijn overeengekomen en inmiddels ruim drie jaar was verstreken na het sluiten van de overeenkomst. Gezien de feiten en omstandigheden was de termijn van ruim drie maanden een redelijke termijn. [eiseres] wachtte al een tijd op nakoming en er zijn herhaaldelijk toezeggingen gedaan dat nakoming zou volgen. Bij ondertekening van de SPA gingen partijen ervan uit dat uitgifte de volgende maand zou kunnen plaatsvinden. Tegen die achtergrond is drie maanden niet een te korte termijn. Hierbij is ook relevant dat inmiddels vaststaat dat vooralsnog geen beursgang zal plaatsvinden. Dat [eiseres] een langere termijn had moeten stellen gelet op het door Humboldt eerder geuite streven naar een beursgang in 2022 of 2023, zoals Humboldt aanvoert, gaat daarom dan ook niet op. Enig uitzicht op nakoming bestaat er ook nu nog niet voor [eiseres] . Tegen die achtergrond kan niet van [eiseres] worden verwacht dat zij een onvoorzienbare periode afwacht of de uitgifte nog zal plaatsvinden. Dat de beursgang bij nader inzien wellicht nooit gaat plaatsvinden, dient niet voor risico van [eiseres] te komen. Dat was niet de insteek van de afspraken voor voldoening van tranche 4.
2.41.
Een en ander betekent dat Humboldt na het verstrijken van de termijn als gesteld in de ingebrekestelling, dus na 31 mei 2022, in verzuim is geraakt. [eiseres] heeft daarom terecht haar vordering tot nakoming bij dagvaarding omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Het is duidelijk dat de nakoming van tranche 4 een waarde van € 2.000.000 vertegenwoordigt. Humboldt zal daarom worden veroordeeld om € 2.000.000 aan [eiseres] te betalen als vervangende schadevergoeding.
2.42.
De betalingsverplichting van Humboldt aan [eiseres] is ontstaan op het moment van de omzettingsverklaring in de dagvaarding van 27 juli 2022 en Humboldt is vanaf dat moment rente verschuldigd, zoals hierna wordt toegelicht. [eiseres] mocht tot omzetting overgaan omdat Humboldt na 31 mei 2022 in verzuim was. Of Humboldt eerder dan op 31 mei 2022 in verzuim is geraakt ten aanzien van de verplichting tot nakoming van tranche 4, is niet meer relevant. Het verzuim ten aanzien van die oorspronkelijke verbintenis tot uitgifte van aandelen, is namelijk geëindigd door omzetting van die verbintenis in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding. De verschillende momenten die [eiseres] stelt waarop volgens haar sprake was van (eerdere) opeisbaarheid van tranche 4 en verzuim aan de zijde van Humboldt, en het verweer van Humboldt dat daarop ziet, zal daarom niet meer worden besproken.
Rente over de schadevergoeding
2.43.
[eiseres] vordert de in 3.4 van de SPA overeengekomen contractuele rente van 10% over het bedrag van € 2.000.000, vanaf 15 augustus 2018 of een in goede justitie te bepalen datum. Humboldt heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
De verplichting tot betaling van de vervangende schadevergoeding is ontstaan op het moment van de omzettingsverklaring in de dagvaarding van 27 juli 2022. Humboldt is vanaf die datum zonder ingebrekestelling in verzuim (artikel 6:83 sub b BW). Humboldt is de tussen partijen bedongen rente van 10% per jaar daarom verschuldigd vanaf 27 juli 2022 (artikel 6:119 lid 3 BW).
iii Humboldt is niet tekort geschoten in de nakoming van artikel 5.10 van de SPA
2.44.
In artikel 5.10 van de SPA is bepaald:

Seller 1 and Seller 2 are granted an option to buy up to 500,000 shares each in the Share Capital Corporation at EUR 1 per share from the date of Completion till 18 months after Completion as further described in Schedule 11.
2.45.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat Humboldt tekort is geschoten in de nakoming van artikel 5.10 van de SPA en aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [eiseres] geleden schade, op te maken bij staat. [eiseres] stelt dat de Share Capital Corporation niet bestond op 15 augustus 2018 en ook niet in de achttien maanden daarna. Hierdoor is [eiseres] de kans ontnomen om de aandelen te kopen en rendement te behalen.
2.46.
Humboldt betwist dat zij tekort is geschoten en dat [eiseres] nog een beroep kan doen op artikel 5.10. Hiertoe voert Humboldt onder andere aan dat [eiseres] tot het moment van dagvaarden nooit heeft geklaagd en ook geen schade heeft geleden.
2.47.
Artikel 5.10 bevat een duidelijke termijn van achttien maanden, die inmiddels is vervallen. Gedurende die termijn heeft [eiseres] zich niet op het standpunt gesteld dat hij aandelen zou willen kopen, maar dat dit niet mogelijk was. Artikel 5.10 bevat geen garantie dát er aandelen uitgegeven kunnen worden. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat artikel 5.10 SPA een extra onderhandelingspunt was. Het was een extraatje dat [eiseres] kreeg. Als het goed zou gaan en een beursgang zou worden gerealiseerd, zou [eiseres] overwegen of hij aandelen wilde kopen. Partijen zijn het er over eens dat het niet goed gaat met de onderneming. [eiseres] heeft geen schade geleden omdat hij tegen die achtergrond geen gebruik zou hebben gemaakt van de mogelijkheid om aandelen te kopen. Gelet hierop is geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van Humboldt. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
iv Buitengerechtelijke incassokosten
2.48.
[eiseres] vordert € 12.945,59 aan buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt kosten te hebben gemaakt om voldoening buiten rechte te krijgen, onder andere door het sturen van diverse brieven. Zoals hiervoor is overwogen is Humboldt vanaf 27 juli 2022 in verzuim geraakt ten aanzien van de verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding. De incassowerkzaamheden van [eiseres] zijn niet verricht na het intreden van het verzuim en zien niet op betaling van de vervangende schadevergoeding. Daarvoor heeft [eiseres] dus geen incassowerkzaamheden verricht. Deze nevenvordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten en beslagkosten
In het incident
2.49.
In het vonnis in incident is de beslissing omtrent de kosten van het incident aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak. De rechtbank zal Humboldt, als de in het ongelijk gestelde partij in het incident, veroordelen in de kosten van [eiseres] . Deze kosten bedragen 1 punt tegen het tarief van € 4.247.
In de hoofdzaak
2.50.
[eiseres] heeft op 28 juni 2022 en 26 juli 2022 conservatoire derdenbeslagen en een conservatoir beslag op aandelen gelegd ten laste van Humboldt. [eiseres] vordert, na eiswijziging, vergoeding van € 1.281,92 aan beslagkosten. Ter onderbouwing van deze vordering heeft [eiseres] diverse deurwaardersexploten overgelegd. Humboldt heeft deze vordering niet weersproken, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
2.51.
Humboldt zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , inclusief de beslagkosten . De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op € 103,33 voor de dagvaarding, € 8.519 voor het griffierecht, € 12.741 voor het salaris van de advocaat (3 punten tegen het tarief van € 4.247), € 1.281,92 voor de beslagkosten genoemd onder 2.50. en € 173 voor de nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing). Samen is dat € 22.818,25.

3.De beslissing

De rechtbank:
In het incident
3.1.
veroordeelt Humboldt tot betaling van de proceskosten in het incident aan de zijde van [eiseres] begroot op € 4.247 en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
3.2.
veroordeelt Humboldt tot betaling van € 2.000.000 aan [eiseres] , te vermeerderen met 10% rente per jaar over dit bedrag vanaf 27 juli 2022;
3.3.
veroordeelt Humboldt tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 22.818,25, te voldoen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als Humboldt niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Humboldt € 90 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
veroordeelt Humboldt in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.