ECLI:NL:RBDHA:2023:20304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.28564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Hongaarse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 september 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 18 september 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat hij aan de aanzegging om Nederland te verlaten had voldaan, niet gevolgd. Eiser had beweerd dat hij twee weken in Duitsland had verbleven en daar bestendig verblijf had opgebouwd, maar de rechtbank oordeelde dat hij deze stelling niet met bewijs had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het risico op onttrekking aan toezicht, voldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring niet onrechtmatig geacht en verklaarde het beroep ongegrond, terwijl het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.28564
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 8 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G.I. Dandov. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Hongaarse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2023.
De gronden van de maatregel
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de zware grond 3c betwist. Hij stelt dat hij gevolg heeft gegeven aan de aanzegging uit het besluit van 18 april 2023 om Nederland te verlaten. Volgens eiser heeft hij twee weken in Duitsland verbleven en heeft hij daar bestendig verblijf opgebouwd.
4. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Eiser heeft zijn verklaring over zijn verblijf in Duitsland en het bestendige verblijf dat hij daar zou hebben opgebouwd niet met enig bewijsmiddel onderbouwd. De enkele verklaring dat hij twee weken in Duitsland heeft verbleven, is onvoldoende om ervan uit te gaat dat hij indertijd zijn verblijf in Nederland daadwerkelijk en effectief heeft beëindigd. De zware grond 3c is daarmee feitelijk juist en voldoende gemotiveerd.
5. Dat laatste geldt ook voor de zware gronden 3b. De zware gronden 3b en 3c zijn al voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom al dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is,1 is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring niet op enig moment onrechtmatig was.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.