In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 oktober 2023 was genomen, stelde dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, waardoor deze niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. J.J.F.M. van Raak.
In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat er op dezelfde dag ook uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL23.31701) die verband hield met het beroep van de verzoeker. Aangezien de bodemzaak was behandeld, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook afgewezen. Wel werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 837,00, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.