ECLI:NL:RBDHA:2023:20230
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 20 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 29 juni 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 november 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De staatssecretaris heeft op 14 december 2023 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten tot een bedrag van € 418,50 te vergoeden.
De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat de staatssecretaris alsnog een beslissing heeft genomen op de aanvraag, heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in de proceskosten moet worden veroordeeld.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.