ECLI:NL:RBDHA:2023:20228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
NL23.10799 en NL23.10800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een procedure betreffende een herhaalde asielaanvraag van eiser, die de Iraakse nationaliteit heeft. Eiser heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, maar deze zijn steeds afgewezen. In het bestreden besluit van 8 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep is beslist.

Tijdens de zitting op 1 november 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser heeft nieuwe documenten ingediend ter onderbouwing van zijn identiteit en asielrelaas, maar de rechtbank oordeelt dat deze documenten niet voldoende zijn om de eerdere afwijzingen te weerleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat de nieuwe omstandigheden die eiser aanvoert niet overtuigend zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet toewijsbaar is, nu de hoofdzaak reeds is beslist.

De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag en het verzoek om voorlopige voorziening in stand gelaten, en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/10799 (beroep)
AWB 23/10800 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 22 november 2023 in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , eiser/verzoeker

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H. Tadema)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van den Hoek).

Procesverloop

In het besluit van 8 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht verweerder te verbieden eiser uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1974 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Eiser heeft vijfmaal eerder een asielaanvraag ingediend. Zijn eerste aanvragen dateren van 1998, 2001 en in 2003. Daarna is eiser op 22 september 2010 uitgezet naar Irak. Eiser is in januari 2018 opnieuw naar Nederland gekomen. In januari 2018 en augustus 2018 heeft eiser nog tweemaal een asielaanvraag ingediend. De aanvragen van eiser hebben steeds niet geleid tot vergunningverlening.
1.1 Eiser heeft aan zijn aanvragen steeds ten grondslag gelegd dat hij in 1997 met zijn auto leden van de Peshmerga naar Shawees heeft gebracht, waar een aantal van hen zijn omgekomen. Eiser vreest voor wraak van de kinderen van de overledenen.
Eiser heeft zich na terugkeer naar Irak in 2010 schuil gehouden. Er heeft echter in december 2017 een incident plaatsgevonden bij eisers woning waar de Peshmerga bij betrokken was. Eiser is naar aanleiding daarvan weer gevlucht. Eiser vreest bij terugkeer voor de (nabestaanden van de overleden) Peshmerga, de Koerdische autoriteiten en een verslechtering van de algemene situatie. Eiser verklaart verder problemen te krijgen met andere moslims omdat hij atheïst is.
1.1
Op 17 augustus 2021 heeft eiser de onderhavige asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft in eerste instantie een voornemen uitgebracht om de aanvraag buiten behandeling te stellen, maar na een schriftelijke onderbouwing van 1 december 2021 door eisers gemachtigde heeft verweerder de asielaanvraag inhoudelijk behandeld. Eiser is ook gehoord.
1.2
Eiser heeft bij zijn herhaalde asielaanvraag het volgende aangevoerd. Eiser stelt dat hij een aantal nieuwe documenten heeft die zijn identiteit te onderbouwen. Verweerder dient eisers eerdere vluchtmotieven met inachtneming van zijn onderbouwde identiteit opnieuw te beoordelen. Eiser beroept zich verder op gewijzigde jurisprudentie uit het arrest LH [1] dat ziet op de wijze van het beoordelen van documenten die niet op echtheid kunnen worden onderzocht. Volgens eiser zou verweerder in dat kader moeten beoordelen of het in 2019 overgelegde arrestatiebevel ertoe leidt dat aan eiser een verblijfsvergunning dient te worden afgegeven. Eiser heeft dit stuk bij zijn vorige aanvraag overgelegd en deze is voorgelegd aan Bureau Documenten, maar wegens een gebrek aan referentiemateriaal kon er geen onderzoek worden gedaan naar de authenticiteit van het document. Daarom kon dit document in de vorige niet worden beschouwd als niet feit en/of omstandigheid.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Verweerder heeft de volgende elementen beoordeeld:
1. Identiteitskaart en nationaliteitsverklaring;
2. Gewijzigde jurisprudentie ten aanzien van het al dan niet gebruiken van documenten waarvoor geen referentiemateriaal beschikbaar is.
2.1
Verweerder heeft zich over het eerste element op het standpunt gesteld dat eisers identiteitskaart op 24 augustus 2021 echt is bevonden. Hoewel eisers persoonsgegevens in de eerdere procedures gevolgd werden en een wijziging van eisers gegevens in het systeem niet tot een vergunning zal leiden, heeft verweerder wel aan eisers wens voldaan om zijn gegevens aan te passen. Verweerder heeft naar aanleiding van eisers identiteitskaart en nationaliteitsverklaring eisers persoonsgegevens aangepast naar [eiser/verzoeker] , geboren op [datum] 1974.
2.2
Ten aanzien van het tweede element heeft verweerder zich op het volgende standpunt gesteld. Eiser heeft verklaard dat het arrestatiebevel samenhangt met eisers gestelde problemen uit augustus 1996 en december 2017. Die problemen zijn eerder beoordeeld en ongeloofwaardig gevonden. De omstandigheid dat het door eiser overgelegde arrestatiebevel voortvloeit uit eerder ongeloofwaardig geachte problemen doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van de echtheid van (de inhoud) van het document. Hoewel het document wegens gebrek aan vergelijkingsmateriaal niet kan worden onderzocht op echtheid, weegt het volgens verweerder in eisers nadeel dat hij in de voorgaande procedures soortgelijke documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn relaas, maar deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt zijn bevonden.
Verweerder rekent het eiser verder aan dat hij niet op de hoogte is van de inhoud van het document, wat ten grondslag ligt aan deze asielaanvraag, terwijl hij het document al enkele jaren in zijn bezit heeft. Eiser weet ook niks te vertellen over de context van het document. Het door eiser overgelegde document, betreft een verklaring van aangifte. Verweerder vindt het opmerkelijk dat de politie twintig jaar na dato nogmaals een aangifte opstelt. Verder is het opmerkelijk dat de politie eiser pas een jaar na het opstellen van de aangifte thuis heeft opgezocht en dat de politie pas acht jaar na eisers terugkeer naar Irak daarvan op de hoogte raakt, vooral nu eiser nieuwe documenten heeft kunnen aanvragen in 2010. Het is verder opmerkelijk dat de politie pas twee jaar na het overhandigen van de aangifte eisers zus opnieuw bezoekt om te vertellen dat zij hem mee willen nemen naar het bureau. Uit eisers verklaringen is ook niet gebleken dat hij heeft onderzocht of er nog ontwikkelingen zijn in de beschuldigingen richting eiser en of er een rechtszaak loopt. Dat alles in onderlinge samenhang bezien doet afbreuk aan de overgelegde aangifte en de problemen die daaraan ten grondslag liggen. Eiser kan daarom ook niet het voordeel van de twijfel gegeven worden.
2.3
Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw. [2] Omdat eiser niet tijdig na zijn terugkeerbesluit van 3 april 2018 is teruggekeerd heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Heeft verweerder eisers problemen juist gekaderd?
3. Eiser voert aan dat verweerder eraan voorbij gaat dat eiser nieuwe omstandigheden naar voren heeft gebracht, namelijk dat hij zich sinds 2010 op verschillende adressen schuil heeft gehouden om confrontaties met de stam waarmee een conflict bestond uit de weg te gaan. Omdat de stam in 2018 op de hoogte raakte van eisers aanwezigheid, hebben zij aangifte gedaan tegen eiser bij de politie. De politie heeft toen met het ingebrachte document eiser geïnformeerd over de stappen die genomen zouden worden. Dat is een ander uitgangspunt dan dat van verweerder waarbij wordt uitgegaan dat eiser gezocht wordt door de politie.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting heeft aangegeven niet langer tegen te werpen dat niet valt in te zien dat de politie pas in 2018 op de hoogte raakte van eisers aanwezigheid in Irak, terwijl eiser in 2010 terug is gekeerd naar Irak en daar toen ook nieuwe documenten had aangevraagd. Ter zitting heeft verweerder toegegeven dat er is miskend dat eiser heeft verklaard geen problemen te hebben met de Iraakse autoriteiten, maar dat zijn relaas ziet op het stammenconflict. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat de hele beoordeling van de vraag of het door eiser overgelegde arrestatiebevel tot afgifte van een vergunning moet leiden, geen stand houdt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank namelijk wel op het standpunt kunnen stellen dat het opmerkelijk is dat het arrestatiebevel pas één jaar na opmaak is uitgereikt en dat de politie nog eens twee jaar later eiser heeft opnieuw heeft bezocht. Weliswaar heeft Bureau Documenten geen uitspraak kunnen doen over de authenticiteit van het document, maar verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank wel op het standpunt kunnen stellen dat eiser in eerdere procedures soortgelijke documenten heeft overgelegd die niet echt zijn bevonden. Om die redenen heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat dit document niet tot een andere conclusie kan leiden over eisers asielrelaas dan in de eerdere beoordelingen. Verweerder heeft met die motivering de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Verzoek om een voorlopige voorziening
7. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Lopar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.
griffier (voorzieningen)rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021 (ECLI:EU:C:2021:478)
2.Vreemdelingenwet 2000.