ECLI:NL:RBDHA:2023:20168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
C/09/641070 / FA RK 23-186
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met beslissing over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige terwijl er een co-ouderschapsregeling geldt

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2018 zijn gehuwd en samen een minderjarig kind hebben, genaamd [minderjarige01]. De man heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en pleitnotities, en heeft de zaak op 21 november 2023 behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over [minderjarige01] en dat er een voorlopige zorgregeling was vastgesteld door de rechtbank Rotterdam in 2022, waarbij [minderjarige01] in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw verblijft.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de man voldoende heeft gemotiveerd dat het voor hem niet mogelijk is om een ouderschapsplan over te leggen, wat een wettelijke eis is bij een verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft de echtscheiding toegewezen, omdat beide partijen hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Wat betreft de zorgregeling heeft de rechtbank besloten om de bestaande co-ouderschapsregeling te handhaven, omdat deze goed functioneert en in het belang van [minderjarige01] is. De rechtbank heeft echter de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij de vrouw bepaald, omdat zij tot nu toe de zorg voor het kind heeft geregeld en stabiliteit kan bieden.

De rechtbank heeft de proceskosten voor elke partij bepaald, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de bepalingen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-186
Zaaknummer: C/09/641070
Datum beschikking: 19 december 2023

Scheiding

Beschikking op het op 10 januari 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de man,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat: mr. E. Keijzerwaard te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het aanvullende verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • het F9-formulier van 9 november 2023 met bijlagen van de zijde van de vrouw.
Op 21 november 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • de man met zijn advocaat;
  • de vrouw met haar advocaat;
  • [naam03] namens de Raad voor de Kinderbescherming te [plaats01]
Door de advocaat van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdag01] 2018 te [plaats02] .
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] uit.
  • Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • Partijen zijn gehuwd in beperkte gemeenschap van goederen.
  • De rechtbank Rotterdam heeft op 14 december 2022 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende:

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij de man;
  • vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige01] , in die zin dat hij in de vorm van co-ouderschap de even week bij de man is en de oneven week bij de vrouw, met het wisselmoment op de donderdag, met verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer tegen het door de man verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de vrouw na wijziging, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij de vrouw;
  • vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige01] , in die zin dat [minderjarige01] elke donderdag tot zaterdag 17.00 uur bij de man is, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Ontvankelijkheid
De ouders hebben geen ouderschapsplan overgelegd zoals omschreven in artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In de wet is voorgeschreven dat een ouderschapsplan een processuele eis is bij een verzoek tot echtscheiding. Daarom heeft de rechtbank de bevoegdheid om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
De man heeft gesteld dat partijen een mediationtraject hebben gevolgd met onder meer als doel samen een ouderschapsplan op te stellen. De mediation is niet geslaagd en partijen hebben geen ouderschapsplan opgesteld. In plaats daarvan legt de man nu de geschilpunten ten aanzien van [minderjarige01] aan de rechtbank voor. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man voldoende gemotiveerd dat het voor hem op dit moment niet mogelijk is om een door beide ouders akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. De rechtbank zal de man daarom ontvangen in zijn verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Inhoudelijke beoordeling
Beide partijen hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding kan daarom als op de wet gegrond en niet weersproken worden toegewezen.
Zorgregeling
De man wenst voortzetting van de co-ouderschapsregeling zoals bepaald in de voorlopige voorzieningen. De vrouw wenst een zorgregeling waarbij het primaat van de zorg voor [minderjarige01] bij haar komt te liggen.
De rechtbank ziet in het door partijen aangevoerde geen aanleiding om de huidige goed lopende co-ouderschapsregeling nu te wijzigen. Beide partijen hebben in de stukken aangegeven dat [minderjarige01] gewend is aan deze zorgverdeling. Ook hebben beide partijen in de stukken aangegeven dat de regeling over het algemeen goed wordt uitgevoerd en dat de onderlinge communicatie van partijen is verbeterd. Daarbij is ook niet gebleken dat het voor de man lastig is om [minderjarige01] bijtijds op school te brengen, zoals door de vrouw is aangevoerd. Zowel vanuit school als vanuit de BSO zijn er geen zorgen over [minderjarige01] gemeld. Ook is er niet aangegeven dat hij, door de reistijd, vermoeid is, zoals de vrouw vreest. De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat zij voornemens is de komende acht jaar te blijven wonen waar ze nu woont, zodat [minderjarige01] op zijn huidige basisschool en in deze omgeving kan blijven wonen. De man heeft op de zitting aangegeven zich in te spannen om ook meer in de buurt van de basisschool van [minderjarige01] te komen wonen. Dit alles maakt dat de rechtbank de zorgregeling, zoals bepaald in de voorlopige voorzieningen, in het belang van [minderjarige01] nu als definitieve zorgverdeling tussen partijen zal vaststellen.
De vakanties en feestdagen zullen, overeenkomstig de verzoeken van beide partijen in onderling overleg bij helfte worden gedeeld.
Hoofdverblijfplaats [minderjarige01]
Beide partijen hebben op zitting aangegeven er zwaar aan te hechten dat [minderjarige01] juist bij hen wordt ingeschreven. Omdat er tussen partijen sprake is van een volledig co-ouderschap, is vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] vooral een administratieve beslissing die met name financiële en administratieve gevolgen heeft. In de te nemen beslissing geeft de zorgverdeling dus niet de doorslag, maar met name de administratieve en praktische gevolgen van die beslissing.
De man heeft op zitting aangevoerd dat als [minderjarige01] de hoofdverblijfplaats bij hem krijgt, dat hij [minderjarige01] zal inschrijven bij zijn huisarts en tandarts in [plaats03] . Hij heeft aangegeven dat als hij verhuist naar een plek dichter bij school, hij [minderjarige01] weer zal inschrijven bij de huidige tandarts en huisarts in [plaats04] . De vrouw heeft onweersproken verteld tot op heden alle tandartsbezoeken en afspraken bij het Centrum voor Jeugd en Gezin te hebben geregeld, evenals de huisarts van [minderjarige01] . Wijziging van inschrijving van deze zorgverleners acht de rechtbank niet in het belang van [minderjarige01] . Omdat de vrouw tot op heden altijd voor deze zaken heeft gezorgd en zij heeft aangegeven de komende jaren bij school te blijven wonen, kan zij [minderjarige01] op dit punt nu meer stabiliteit bieden dan de man. In deze omstandigheid ziet de rechtbank daarom aanleiding de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij de vrouw te bepalen. Het verzoek van de man ten aanzien van de hoofdverblijfplaats zal worden afgewezen.
De man heeft op de zitting de vrees geuit dat de vrouw met [minderjarige01] naar [naam04] zal vertrekken als de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij haar wordt bepaald. Omdat partijen gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige01] dienen alle gezagsbeslissingen door partijen gezamenlijk te worden genomen. Dat betekent ook dat de vrouw niet zomaar met [minderjarige01] naar [naam04] kan verhuizen. Op de zitting heeft de vrouw overigens aangegeven dat zij niet van plan is naar [naam04] te vertrekken, maar in ieder geval de basisschooljaren van [minderjarige01] in de omgeving te blijven van waar ze nu woont. Dat maakt dat de rechtbank voorbijgaat aan de angst die de man heeft geuit, dat de vrouw met [minderjarige01] naar [naam04] zal verhuizen.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank bepalen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdag01] 2018 te [plaats02] ;
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt als zorgverdeling dat [minderjarige01] in de even weken bij de man zal zijn en de oneven weken bij de vrouw, met het wisselmoment op de donderdag om 18.00 uur en dat partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte zullen delen, en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, tevens kinderrechter,
bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 december 2023.