ECLI:NL:RBDHA:2023:20145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
NL23.34678
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en procedurele waarborgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, diende op 28 april 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 2 november 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep samen met een andere zaak en concludeert dat de afwijzing terecht is. Eiser stelt dat hij lid is van een politieke organisatie die door de Algerijnse autoriteiten als terroristisch is aangemerkt en dat hij vreest voor arrestatie bij terugkeer naar Algerije. De staatssecretaris heeft echter de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in twijfel getrokken, met name over de tijdlijn van zijn activiteiten en de gevolgen daarvan. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor vluchtelingenstatus, omdat zijn verklaringen inconsistent zijn en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wijst ook het betoog van eiser af dat er bijzondere procedurele waarborgen nodig waren, omdat er geen medische onderbouwing is voor zijn claims over zijn geestelijke gesteldheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en de staatssecretaris niet verplicht is om de proceskosten van eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34678

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1985. Hij heeft op 28 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 2 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.34679, op 24 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is eind 2017 of begin 2018 lid geworden van de politieke organisatie
[naam]([organisatie]). Hij heeft voor deze organisatie folders gedrukt en verspreid. De Algerijnse autoriteiten hebben de [organisatie] in 2019 aangemerkt als terroristische organisatie. Vrienden van eiser zijn als gevolg van hun activiteiten voor de [organisatie] opgepakt en tot een gevangenisstraf van tien jaar veroordeeld. Eiser is na de veroordelingen van zijn vrienden gevlucht naar Tunesië, maar ondertussen in Algerije bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. Bij terugkeer naar Algerije vreest eiser te worden gearresteerd en gedetineerd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: (1) Identiteit, nationaliteit en herkomst en (2) U bent eind 2017/begin 2018, nadat u was teruggekeerd naar Algerije, lid geworden van de [organisatie] en gestart met het afdrukken en verspreiden van folders. Nadat uw vrienden eind 2019 zijn opgepakt bent u gevlucht. Uw vrienden zijn veroordeeld tot 10 jaar detentie. U bent bij verstek veroordeeld tot 10 jaar detentie.
5.1.
De staatssecretaris heeft het eerste element geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft het tweede element ongeloofwaardig geacht. Vervolgens heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet maken dat hij verdragsvluchteling is of in Algerije een reëel risico op ernstige schade loopt.
Had de staatssecretaris rekening moeten houden met bijzondere procedurele waarborgen?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat er in zijn geval geen bijzondere procedurele waarborgen nodig waren. De staatssecretaris had volgens eiser op verschillende momenten in de procedure kunnen vaststellen dat eiser deze waarborgen wél nodig had en daarop actie moeten ondernemen. [1] Eiser wijst erop dat hij diazepam gebruikt en dat zowel de hoormedewerker als zijn gemachtigde hebben geconstateerd dat hij tijdens het nader gehoor verschillende data door elkaar haalt. [2] Dat de staatssecretaris desondanks een beslissing op de aanvraag heeft genomen klemt, omdat er ook geen medisch advies over eiser beschikbaar is en eiser na het gehoor niet alsnog voor een medisch onderzoek is uitgenodigd. De staatssecretaris heeft daarom onvoldoende in de gaten gehouden of eiser bijzondere procedurele waarborgen nodig had en het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. Dat eiser wel voor een medisch onderzoek uitgenodigd is geweest, doet daar niet aan af.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat voor eiser geen bijzondere procedurele waarborgen nodig waren. De staatssecretaris stelt terecht dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij diazepam gebruikt en dat uit het nader gehoor niet blijkt van verklaringen of gedragingen waaruit kan worden afgeleid dat eiser medisch niet in orde was. De enkele omstandigheid dat eiser tijdens dit gehoor verschillende data door elkaar haalt, geeft daarvoor onvoldoende aanleiding. Zonder nadere (medische) onderbouwing kan namelijk niet worden gezegd dat dit een medische oorzaak heeft of te relateren is aan het gestelde (maar niet onderbouwde) medicijngebruik van eiser. Bovendien stelt de staatssecretaris terecht dat eiser voorafgaand aan het gehoor heeft verklaard dat hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde om gehoord te worden. [3] De staatssecretaris had dan ook geen aanleiding hoeven zien om eiser na het nader gehoor nogmaals door MediFirst te laten onderzoeken. Daar komt nog bij dat eiser drie keer voor een onderzoek bij MediFirst is uitgenodigd, maar geen enkele keer op het spreekuur is verschenen en dat hij niet heeft betwist dat hij daarvoor geen verschoonbare reden heeft gegeven. Het bestreden besluit is op dit punt niet onzorgvuldig voorbereid.
Mocht de staatssecretaris de problemen als gevolg van de activiteiten voor de [organisatie] (het tweede asielelement) ongeloofwaardig achten?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de problemen van eiser als gevolg van de activiteiten voor de [organisatie] ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Tegenstrijdige verklaringen
8. Eiser stelt dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over relevante data uit zijn asielrelaas. In de eerste plaats wijst eiser erop dat de tegengeworpen data niet belangrijk zijn voor het beoordelen van zijn vrees bij terugkeer naar Algerije: de kern van zijn relaas is dát hij activiteiten heeft ondernomen en dat hem dáárdoor een gevangenisstraf boven het hoofd hangt. Het moment waarop eiser met die activiteiten is begonnen en wanneer eiser uit Algerije is gevlucht, is slechts zijdelings van belang. In de tweede plaats veronderstelt dit standpunt dat eiser zich precieze data kan herinneren, maar dat kan zonder medisch advies niet worden gezegd. Het feit dat eiser aan het begin van het gehoor heeft gezegd dat het goed met hem ging, doet daar niet aan af. Bovendien heeft eiser van tevoren gemeld dat hij slecht is met data. De staatssecretaris had daar rekening mee moeten houden. [4] In de laatste plaats wijst eiser erop dat zijn relaas steun vindt in openbare bronnen. [5] Gelet hierop stelt eiser dat hem op het punt van de geloofwaardigheid van dit element het voordeel van de twijfel had moeten worden gegund. [6]
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij is gestart met activiteiten voor de [organisatie] en wanneer zijn vrienden zijn gearresteerd. De staatssecretaris werpt terecht aan eiser tegen dat deze verklaringen raken aan de kern van het asielrelaas van eiser, omdat deze verklaringen betrekking hebben op wat eiser persoonlijk is overkomen. In dat verband is (ook) relevant wanneer eiser met zijn activiteiten is begonnen en wanneer hij uit Algerije is vertrokken. Dat deze verklaringen het gevolg zijn van medicijngebruik is, zoals onder 6.1 al overwogen, niet onderbouwd. Uit het dossier is ook niet gebleken dat hij (of zijn gemachtigde) al vóór het nader gehoor heeft gemeld dat hij slecht is met het benoemen van data. Eiser heeft dit pas gemeld toen hem tijdens het gehoor naar specifieke data werd gevraagd. [7] Verder stelt de staatssecretaris terecht dat het feit dat uit openbare bronnen blijkt dat [organisatie]-aanhangers zijn vervolgd, onvoldoende is om aan te nemen dat ook eiser is vervolgd. Daarvoor is vereist dat eiser dat met verklaringen onderbouwt en aan die verklaringen heeft de staatssecretaris, zoals hiervoor is overwogen, terecht getwijfeld. De staatssecretaris had op dat punt dan ook geen aanleiding hoeven zien om eiser het voordeel van de twijfel te gunnen.
Ontbreken van documenten
9. Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn asielrelaas met documenten te onderbouwen. Eiser kan niet meer doen dan zijn moeder te vragen om documenten op te sturen, ook als het gaat om documenten die niet direct het asielrelaas onderbouwen. Als de moeder van eiser er niet in slaagt die documenten op te sturen, betekent dat niet dat eiser zélf onoprechte inspanningen heeft verricht.
9.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris mocht aan eiser tegenwerpen dat hij geen documenten kan overleggen die zijn asielrelaas onderbouwen. De staatssecretaris mag van een vreemdeling verwachten dat hij zijn asielrelaas met documenten staaft en dat hij, als deze documenten ontbreken, daarvoor een bevredigende verklaring geeft. [8] In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij over “stapels documenten” beschikt, waaronder de veroordeling bij verstek. Eiser zou zijn moeder vragen om naar deze documenten te kijken. [9] Gelet op deze verklaring stelt de staatssecretaris niet ten onrechte dat niet valt in te zien waarom de moeder van eiser wel documenten kan opsturen, maar juist niet de documenten die het asielrelaas van eiser ondersteunen. De omstandigheid dat eiser voor het opsturen van documenten afhankelijk is van zijn moeder, doet aan zijn verantwoordelijkheid om zijn asielrelaas te onderbouwen niet af. Bovendien legt eiser daarmee niet uit waarom zijn moeder juist niet de documenten heeft kunnen opsturen die zijn asielrelaas onderbouwen.
Conclusie
10. De staatssecretaris mocht de problemen van eiser als gevolg van de activiteiten voor de [organisatie] ongeloofwaardig achten.
Mocht de staatssecretaris de asielaanvraagkennelijkongegrond verklaren?
11. Het betoog van eiser dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet
kennelijkongegrond mocht verklaren, slaagt niet. Een asielaanvraag kan onder meer worden afgewezen als kennelijk ongegrond als de vreemdeling zodanig inconsequente en tegenstrijdige verklaringen aflegt dat aan zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen. [10] Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de staatssecretaris aan eiser mocht tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over data die de kern van zijn asielrelaas betreffen en dat de problemen met de [organisatie] alleen al om die reden ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris mocht zich daarom op het standpunt stellen dat aan de verklaringen van eiser alle overtuigingskracht is ontnomen en de asielaanvraag van eiser afwijzen als kennelijk ongegrond.
Mocht de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod opleggen?
12. Het betoog van eiser dat de staatssecretaris hem, gelet op het voorgaande, geen terugkeerbesluit en inreisverbod mocht opleggen, slaagt niet. Zoals hiervoor is overwogen, mocht de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afwijzen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris was daarom bevoegd om eiser een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn op te leggen [11] en gehouden om een inreisverbod uit te vaardigen. [12] De staatssecretaris heeft in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het opleggen van een inreisverbod.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser wijst ter onderbouwing op de WI 2021/9, paragraaf 3.3 en ABRvS 7 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1584, r.o. 3.2.
2.Eiser wijst op het verslag van het nader gehoor van 5 augustus 2022, p. 14.
3.Zie het verslag van het nader gehoor van 5 augustus 2022, p. 2.
4.Eiser wijst ter onderbouwing op de WI 2021/12, p. 7.
5.Eiser wijst ter onderbouwing op het artikel ‘Algeria: End clampdown on protests amid wave of arrests targeting demonstrators’ van Amnesty International van 19 september 2019.
6.Eiser wijst op artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
7.Zie het verslag van het nader gehoor van 5 augustus 2022, p. 14.
8.Dat volgt uit artikel 31, zesde lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000.
9.Zie het verslag van het nader gehoor van 5 augustus 2022, p. 19.
10.Dat staat in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
11.Dat volgt uit artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
12.Dat volgt uit artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.