ECLI:NL:RBDHA:2023:20141
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige voortduring van bewaring in vreemdelingenzaak na lange duur en gebrek aan zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 januari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel was inmiddels verlengd tot maximaal twaalf maanden. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2023 behandeld, waarbij eiser en de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring al bijna elf maanden voortduurt en dat de aanvraag voor een laissez-passer op 26 oktober 2022 is gedaan. Ondanks dat de identiteit en nationaliteit van eiser zijn vastgesteld, weegt dit niet op tegen de lange duur van de maatregel. De rechtbank stelt vast dat het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij het voortduren van de bewaring. De rechtbank concludeert dat de bewaring onrechtmatig voortduurt en heft deze op, waarbij het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.