ECLI:NL:RBDHA:2023:2014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
C/09/641848 / KG RK 23-129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ex parte verbod in kort geding betreffende Gemeenschapsmodelrechten

Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een kort geding tussen Manutti BVBA en Borek Parasols B.V. Het verzoek van Manutti, een Belgische rechtspersoon, was gericht op het verkrijgen van een ex parte verbod op grond van Gemeenschapsmodelrechten. Het verzoek is ingediend op 27 januari 2023 en werd op dezelfde dag behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijkheid bestond voor de inbreuk op de modelrechten van Manutti, en dat er spoedeisend belang was bij het gevraagde bevel tot staking van de inbreuk. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gerekwestreerde, Borek Parasols B.V., inbreuk maakte op de rechten van Manutti en heeft een dwangsom opgelegd van € 5.000 per dag voor iedere dag dat Borek in strijd handelt met het bevel, met een maximum van € 500.000. De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak is vastgesteld op twee maanden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel - voorzieningenrechter
Zaak/ rekestnummer:
C/09/641848 / KG RK 23-129
Beschikking van 30 januari 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
MANUTTI BVBA
te Deerlijk, België,
verzoekende partij(en),
advocaat: mrs. mrs. A. Mikkers en Th.Y. Adam-van Straaten te Rotterdam,
tegen
BOREK PARASOLS B.V.,
te Oisterwijk,
gerekwestreerde.
De verzoekende partij of partijen wordt/worden hierna in enkelvoud aangeduid als verzoekster, de wederpartij of wederpartijen in enkelvoud als gerekwestreerde.
Gegevens met betrekking tot het verzoek
Het verzoek is ingekomen op 27 januari 2023 om 17:39 uur en door de griffie op maandag 30 januari 2023 in behandeling genomen onder nummer C/09/641848 / KG RK 23-129. Het betreft een verzoek tot het geven van een ex parte verbod in de zin van 1019e Rv op grond van Gemeenschapsmodelrechten. Bij het verzoekschrift zijn acht producties gevoegd.
Verzoekster is diezelfde dag in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting op het verzoek te geven. Verzoekster heeft dit bij e-mail van eveneens 30 januari 2023 gedaan, waarbij vier aanvullende producties (tot en met nummer 12) zijn toegezonden.
Deze e-mail is tezamen met het verzoekschrift en de producties aan deze beschikking gehecht.

1.Bevoegdheid

1.1.
Voor zover het verzoek is gebaseerd op de gestelde inbreuk op (een) aan verzoekster toebehorend(e) Uniemerk(en) of Gemeenschapsmodel(en) is de voorzieningenrechter internationaal (en relatief) bevoegd daarvan kennis te nemen nu gerekwestreerde gevestigd of woonachtig is in Nederland (artikel 123 lid 1, 124 onder a, 125 lid 1 en 131 lid 1 en lid 2 UMVo 2017 [1] en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk respectievelijk artikel 80 lid 1, 81 onder a, 82 lid 1 en 90 lid 1 en lid 3 GModVo [2] en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening betreffende Gemeenschapsmodellen). De bevoegdheid strekt zich uit tot de gehele Europese Unie.

2.Beoordeling

aannemelijkheid van de inbreuk

2.1.
Voorshands oordelend bestaat geen reden aan de geldigheid van de door verzoekster ingeroepen modelrechten te twijfelen en is voldoende aannemelijk gemaakt dat gerekwestreerde inbreuk op die rechten maakt, althans dat de voor artikel 843a Rv vereiste rechtsbetrekking bestaat, om de toe te wijzen maatregelen te rechtvaardigen. Hierbij wordt opgemerkt dat dit voorlopige oordeel waar het een beslag, monsterneming en/of beschrijving betreft slechts na summier onderzoek tot stand is gekomen waarbij (in dit geval) alleen de verzoeker is gehoord. De drempel om een beslagverlof af te geven is in het algemeen relatief laag.
aannemelijkheid van de vereiste spoedeisendheid van het gevraagde bevel
2.2.
Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd ten aanzien van het spoedeisend belang van verzoekster en gelet op de – mede in de e-mail van 30 januari 2023 nader toegelichte - aannemelijkheid van de inbreuk, bestaat voldoende grond voor toewijzing van het gevraagde bevel tot staking van de inbreuk zonder gerekwestreerde voorafgaand te horen.
aannemelijkheid van de vereiste proportionaliteit en subsidiariteit van het gevraagde verlof
2.3.
Verzoekster heeft voldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat, met inachtneming van de wederzijdse belangen van partijen, het gevraagde verlof gerechtvaardigd is gelet op de grote te verwachten schade ten gevolge van de op 30 en 31 januari 2023 door gerekwestreerde aangekondigde ‘huisshow’, terwijl de beoogde maatregel niet op andere, voor de gerekwestreerde minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden.
overige overwegingen
2.4.
De dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals in het dictum vermeld. Voorts zal de rechtbank ambtshalve bepalen dat de opgelegde dwangsom naderhand vatbaar is voor matiging en verdere maximering door de rechtbank, indien en voor zover algehele handhaving daarvan in de concrete omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
2.5.
De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 1019i Rv wordt bepaald op twee maanden, zoals verzocht.

3.Beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
beveeltgerekwestreerde
binnen twee uurna betekening van deze beschikking, de producties en de in de aanhef genoemde e-mail, de in het verzoekschrift beschreven
inbreukmet de Deauville-collectie op de in het verzoekschrift in randnummer 4. genoemde Gemeenschapsmodelrechten n de Europese Unie
te staken en gestaakt te houden;
3.2.
veroordeelt gerekwestreerde tot betaling van een
dwangsomvan € 5.000 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij in strijd handelt met dit bevel, met een maximum van € 500.000;
3.3.
bepaalt dat de opgelegde dwangsommen naderhand vatbaar zijn voor matiging en verdere maximering door de rechter, indien en voor zover algehele handhaving daarvan in de concrete omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn,
3.4.
bepaalt de
termijnvoor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv op twee maanden na heden.
3.5.
verklaart deze beschikking voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Kokke op 30 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2017/1001 van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk
2.Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen