ECLI:NL:RBDHA:2023:2005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2531
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering bij complexe psychiatrische problematiek en conversiestoornis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een Wajong-uitkering aan eiseres, die lijdt aan complexe psychiatrische problematiek en een conversiestoornis. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 30 november 2021 het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 3 maart 2022 handhaafde het Uwv de weigering van de Wajong-uitkering, wat leidde tot het indienen van een nieuw beroep door eiseres.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 16 februari 2023, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechter concludeerde dat er voldoende redenen waren om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv, dat eiseres in de toekomst mogelijk arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat de medische informatie, waaronder rapporten van behandelend psychiater Turfboer, onvoldoende onderbouwing bood voor de veronderstelling dat eiseres op termijn in staat zou zijn om arbeid te verrichten.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2016 lijdt aan een ernstige en chronische conversiestoornis, die haar in hoge mate afhankelijk maakt van zorg. De rechtbank oordeelde dat er geen adequate behandelmogelijkheden zijn en dat de eerdere behandelingen geen resultaat hebben opgeleverd. Gezien de complexiteit van de psychische problematiek en de afwezigheid van behandelmogelijkheden, concludeerde de voorzieningenrechter dat eiseres duurzaam niet over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie beschikt. Het bestreden besluit werd vernietigd, en het Uwv werd opgedragen om eiseres per 15 augustus 2019 een Wajong-uitkering toe te kennen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/2531 en SGR 23/262

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres en verzoekster], te [woonplaats], eiseres en verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. P.G. Lamoré).

Inleiding

In het besluit van 2 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen. In het besluit van 27 augustus 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
In de uitspraak van 30 november 2021 (SGR 20/6842) heeft deze rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 augustus 2020 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen.
In het besluit van 3 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster opnieuw ongegrond verklaard en de weigering van de Wajong-uitkering gehandhaafd.
Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld (SGR 22/2531). Zij heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 23/362).
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is bij de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Daarom beslist hij ook op het beroep van eiseres. Artikel 8:86 van de Awb maakt dat mogelijk.
2. In de vorige uitspraak van 30 november 2021 achtte de rechtbank het, kort gezegd, aannemelijk dat eiseres op haar achttiende verjaardag geen arbeidsvermogen had omdat zij toen was opgenomen wegens ernstige psychische klachten. Hierbij nam de rechtbank de beschikbare medische informatie van de behandelend psychiater, de behandelend sociaalpsychiatrische verpleegkundige en de extern verpleegkundige in aanmerking. In geschil was de vraag of eiseres duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De rechtbank kwam tot het oordeel dat verweerder niet had voldaan aan de eisen die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) stelt aan het onderzoek en de conclusies ten aanzien van het al dan niet duurzaam zijn van het ontbreken van het arbeidsvermogen. Niet was gebleken dat de verzekeringsarts het stappenplan van het Compendium Participatiewet (het Compendium) had gevolgd. Door dit na te laten had verweerder onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het besluit van 27 augustus 2020. Ook had verweerder het besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft daarom het vorige beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van 30 november 2021.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Hieraan liggen de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b van 9 februari 2022 en 2 maart 2022 ten grondslag.
4. De verzekeringsarts b&b vermeldt in het rapport van 9 februari 2022 dat de behandelend psychiater concrete en voor eiseres geïndiceerde behandelmogelijkheden schetst. Er is daarom geen sprake van een stabiel dan wel progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden (stap 1). Hij wijst erop dat met de behandelingen een concreet doel wordt beschreven. Hoewel in de woorden van de verzekeringsarts b&b ‘een mate van chronische beperkingen wordt verwacht, wordt met de geadviseerde ondersteuning beoogd om een mate van zelfstandigheid te creëren’. Het is volgens de verzekeringsarts b&b niet uitgesloten dat die mate van zelfstandigheid, die in eerste instantie is gericht op wonen, zich ook uit in het verrichten van een taak, zoals bedoeld in de Wajong. Hij acht het gelet op de complexiteit van het ziektebeeld en de duur van de beperkingen niet waarschijnlijk dat eiseres de vereiste zelfstandigheid binnen een jaar bereikt (stap 2). Op grond van de huidige behandeling en het behandeldoel kan echter niet worden uitgesloten dat zij op de langere termijn arbeidsvermogen zal ontwikkelen (stap 3).
5. Vervolgens vond er op 2 maart 2022 overleg plaats tussen de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b. Zij zijn tot de gezamenlijke conclusie gekomen dat eiseres op termijn kan beschikken over basale werknemersvaardigheden. Ook wordt niet uitgesloten dat eiseres op termijn een taak vanuit het takenbestand kan uitvoeren. Er is daarom geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in het kader van Wajong.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het nieuwe bestreden besluit wederom niet is gebaseerd op een deugdelijke feitelijke grondslag. Zij vindt dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte voorbij gaat aan de bevindingen van de externe psychiater Keijer die zijn vermeld in het rapport van 12 november 2020 (‘gegeven de chroniciteit en de ernst van de conversie is het gepaster te spreken van en chronisch ziektebeeld’). Ook wijst eiseres op de bevindingen van psychiater Turfboer vermeld in het verslag van 26 september 2019 (‘momenteel is er geen behandeling voor patiënten met deze ernstige vorm van conversie in Nederland’). Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres uiteengezet dat er geen behandelmogelijkheden (meer) zijn voor eiseres. Zij beschikt daarom duurzaam niet over arbeidsvermogen.
7. De voorzieningenrechter verwijst voor het toetsingskader naar de eerdere uitspraak. Vervolgens oordeelt de voorzieningenrechter op basis daarvan als volgt. In de beschikbare medische informatie en in wat ter zitting naar voren is gebracht ziet de voorzieningenrechter voldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van verweerder dat niet uitgesloten is dat eiseres in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
8. Bij eiseres is sinds 2016 sprake van complexe psychiatrische problematiek, waaronder met name een conversiestoornis. Deze conversiestoornis is dusdanig ernstig en chronisch dat psychiater Keijer in zijn rapport spreekt van een chronisch ziektebeeld. Een afdoende behandelaanbod lijkt niet goed te organiseren en het beperkte herstel bij een normaliserende benadering in de revalidatiekliniek heeft zich bij eiseres niet doorgezet. De inzet van lichaamsgerichte therapieën is beperkt gebleven. Daarnaast blijkt uit de informatie van psychiater Turfboer dat eiseres volledig hulpbehoevend is en op alle aspecten afhankelijk is van de zorg van haar ouders. Eiseres kan door de conversiestoornis alleen haar hoofd bewegen. Haar spraak, gehoor en zicht zijn uitgevallen. Er is elke avond sprake van PNEA’s (psychogene niet-epileptische aanvallen). In de medische informatie van psychiater Turfboer staat verder vermeld dat er momenteel geen behandeling is voor patiënten met deze ernstige vorm van conversie in Nederland. Er wordt al meer dan anderhalf jaar gezocht naar een passende behandeling voor eiseres. Psychiater Turfboer omschrijft verder voor de behandeling een stappenplan met als uiteindelijke doel verblijf in een Focuswoning, een aangepaste, gelijkvloerse en rolstoeltoegankelijke huurwoning, in Utrecht.
9. De voorzieningenrechter gaat er op grond van de gedingstukken, waaronder met name de rapportage van de psychiater Turfboer, van uit dat er voor patiënten met een conversiestoornis zoals eiseres geen standaard medische behandeling bestaat, en dat de tot dusverre beproefde behandelopties geen enkel resultaat hebben opgeleverd. Niettemin is de inschatting van de verzekeringsarts b&b dat er toch nog concrete en voor eiseres geïndiceerde medische behandelmogelijkheden zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is dan een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Deze onderbouwing ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank. Dat de door psychiater Turfboer beschreven behandeling mogelijk enige mate van zelfstandigheid bij eiseres kan creëren, betekent nog niet dat deze behandeling op termijn ook zou kunnen leiden tot ontwikkeling van enige mate van arbeidsvermogen als resultaat van een verbetering van de belastbaarheid van eiseres, haar verdere ontwikkeling en een toename van haar bekwaamheden (stap 3 van het stappenplan). De veronderstelling van de verzekeringsarts b&b is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ongewis en vindt geen steun in de beschikbare medische informatie. Hieruit blijkt juist dat het vanwege de complexiteit van de psychische problematiek nog maar de vraag is of de behandelingen zullen aanslaan en of eiseres baat zal hebben bij de geboden interventies. De aanname van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b dat eiseres mogelijk in de toekomst kan beschikken over basale werknemersvaardigheden en een taak kan uitvoeren, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom te onzeker om te oordelen dat van een duurzame situatie geen sprake is. De voorzieningenrechter heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat uit de door eiseres overgelegde medische informatie van GGZ Rivierduinen van 17 januari 2023 blijkt dat er inmiddels in alle redelijkheid geen behandelopties meer zijn en dat op verzoek van eiseres een euthanasietraject in gang is gezet.
10. Op grond van het voorgaande moet er naar het oordeel van de voorzieningenrechter van worden uitgegaan dat eiseres duurzaam niet over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie beschikt. Dit betekent dat eiseres voldoet aan de voorwaarden van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015. Zij dient dan ook als jonggehandicapte te worden aangemerkt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder ten onrechte geweigerd aan eiseres per 15 augustus 2019 een Wajong-uitkering toe te kennen.
11. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen. De voorzieningenrechter zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De voorzieningenrechter ziet met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en verweerder op te dragen aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen. Verder bepaalt de rechtbank dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
12. Omdat de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
13. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 597,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van
€ 837,-) bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.271,-.
14. Met deze uitspraak is op het beroep beslist. Daarom bestaat er geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen.
15. Het behoeft geen betoog dat de ernstige ziekte van eiseres voor haar en voor haar familie een verschrikkelijke tragedie is. Niettemin hoopt de voorzieningenrechter dat deze uitspraak enige genoegdoening geeft.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
-herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres per 15 augustus 2019 in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op om in de hoofdzaak het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.271,-;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u in de hoofdzaak een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.