ECLI:NL:RBDHA:2023:20043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.33292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijke ongegrondheid en geloofwaardigheid identiteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die op 19 oktober 2022 een asielaanvraag indiende, werd aanvankelijk niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was. Na een vertraging in de overdracht, diende eiser op 8 september 2023 een nieuwe aanvraag in, die op 18 oktober 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 29 november 2023, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gemotiveerd. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit en stelt problemen te hebben ondervonden na een afwijzing van een huwelijksaanzoek aan zijn zusje. De staatssecretaris betwist de geloofwaardigheid van eisers identiteit, omdat hij in Duitsland onder een andere naam geregistreerd staat. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat deze registratie onterecht is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser zijn identiteit niet geloofwaardig heeft gemaakt, en dat de asielaanvraag daarom als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen.

De rechtbank constateert wel een motiveringsgebrek in de besluitvorming van de staatssecretaris, maar oordeelt dat dit gebrek niet leidt tot een gegrond beroep, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent eiser een vergoeding van de proceskosten toe, vastgesteld op € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33292

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiserv-nummer: [V-nr.] ,

(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Bruijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
2. Eiser heeft op 19 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend. Die aanvraag is niet in behandeling genomen omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is. Dat besluit is in rechte vast komen te staan. Omdat eiser niet tijdig aan Duitsland kon worden overgedragen, is Nederland verantwoordelijk geworden voor behandeling van de asielaanvraag van eiser.
3. Eiser heeft op 8 september 2023 een nieuwe asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 18 oktober 2023 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Het asielrelaas
8. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij problemen heeft gekregen nadat zijn bovenbuurman om de hand van eisers zusje heeft gevraagd. Toen de familie van eiser dat heeft afgewezen, is eiser bedreigd en mishandeld. Daarom heeft hij Algerije verlaten.
Het bestreden besluit
9. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst en
2. Problemen in Algerije.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser zijn herkomst en nationaliteit geloofwaardig heeft gemaakt. Zijn identiteit is niet geloofwaardig bevonden omdat eiser in Duitsland onder een andere naam geregistreerd staat. Voorts zijn eisers gestelde problemen in Algerije ongeloofwaardig omdat eiser hierover tegenstrijdig, wisselend en bevreemdend heeft verklaard. De staatssecretaris concludeert dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is, omdat eiser de staatssecretaris over zijn identiteit heeft misleid.
Wat is het standpunt van eiser?
10. Eiser heeft aangevoerd de staatssecretaris niet heeft onderbouwd dat eiser in Duitsland onder een andere naam bekend is, en voor zover dat wel zou moeten worden aangenomen, eiser aldaar ten onrechte met de naam van een vriend is geregistreerd. Hij heeft de staatssecretaris dus niet misleid en de staatssecretaris heeft de aanvraag daarom ten onrechte afgedaan met gebruikmaking van artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vw. [1] Daarnaast is hij in het nader gehoor ten onrechte niet geconfronteerd met de tegenwerping dat hij niet direct bij aankomst in Europa asiel heeft aangevraagd. Eisers lange verblijf in Europa doet niets af aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Ook had de staatssecretaris de dossierstukken ten aanzien van eisers eerste asielaanvraag eerder aan de gemachtigde van eiser moeten toezenden. Hierdoor heeft eiser het verslag van de eerdere gehoren niet kunnen corrigeren. Verder heeft de staatssecretaris niet aan eiser tegen kunnen werpen dat hij overlast veroorzaakt. Dit heeft de staatssecretaris immers niet onderbouwd, en doet voorts niet af aan eisers behoefte aan internationale bescherming. Ook heeft de staatssecretaris daarom ten onrechte rust- en voorbereidingstijd aan eiser onthouden.

Mag de staatssecretaris aan eiser tegenwerpen dat zijn identiteit niet geloofwaardig is?

11. Uit het claimakkoord van 8 februari 2023, dat is opgenomen in het digitale dossier, blijkt dat eiser in Duitsland bekend is als [naam groepering] . Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat de registratie in Duitsland zorgvuldig en op de juiste wijze tot stand is gekomen. Eisers stelling dat hij in Duitsland ten onrechte onder de naam van een vriend is geregistreerd, is niet onderbouwd en leidt daarom niet tot een ander oordeel. De staatssecretaris heeft dan ook niet ten onrechte overwogen dat eisers opgegeven identiteit niet geloofwaardig is.

Mag de staatssecretaris aan eiser tegenwerpen dat hij niet direct na aankomst in een veilig land om internationale bescherming heeft aangevraagd?

12. Nu eiser behoefte stelt te hebben aan internationale bescherming, mag van hem verwacht worden dat hij asiel aanvraagt wanneer hij in een veilig land aankomt. Eiser heeft volgens zijn verklaringen twee jaar in andere lidstaten verbleven alvorens asiel aan te vragen in Duitsland. De staatssecretaris heeft daarom niet ten onrechte aan hem tegengeworpen dat het feit dat eiser lange tijd in Europa heeft verbleven zonder asiel aan te vragen afbreuk doet aan de door hem gestelde noodzaak tot bescherming. Anders dan eiser stelt, heeft de staatssecretaris deze omstandigheid niet meegewogen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Ook heeft de staatssecretaris aldus niet tegengeworpen dat eiser hierover inconsistent of tegenstrijdig heeft verklaard, waardoor eisers beroep op artikel 3.113 van het Vb [2] niet kan slagen.
Mocht de staatssecretaris de stukken uit een eerdere procedure pas bij het bestreden besluit aan de gemachtigde toezenden?
13. Dat de staatssecretaris het proces-verbaal van verhoor van de Koninklijke Marchaussee van 19 december 2022 en het verslag van het Dublingehoor van 28 januari 2023 pas met het bestreden besluit aan zijn huidige gemachtigde heeft toegestuurd, kan niet leiden tot een gegrond beroep. Deze verslagen maken immers deel uit van eisers eerdere procedure, waarin op 4 mei 2023 door de staatssecretaris onherroepelijk is beslist. Aangenomen moet worden dat deze stukken destijds al aan eiser (dan wel zijn toenmalige gemachtigde) zijn verstrekt, en dat de inhoud daarvan bij eiser bekend was. Verder stelt de rechtbank vast dat dat eiser de door de staatssecretaris geconstateerde tegenstrijdigheden tussen het nader gehoor enerzijds en het verhoor door de Koninklijke Marechaussee anderzijds in beroep niet heeft weersproken. Kortom, ook als de staatssecretaris op dit punt in gebreke is gebleven, is eiser daardoor niet in zijn belangen geschaad.
Mocht de staatssecretaris afzien van de rust- en voorbereidingstermijn?
14. Op grond van artikel 3.109, eerste lid, van het Vb wordt met ingang van de dag volgend op het einde van de aanmeldfase de vreemdeling een rust- en voorbereidingstermijn van ten minste zes dagen gegeven. Op grond van het zesde lid, aanhef en onder b, wordt geen rust- en voorbereidingstermijn gegeven indien de vreemdeling overlast veroorzaakt in een opvangvoorziening of in de omgeving daarvan.
15. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris aan eiser tegengeworpen dat eiser overlast veroorzaakt. Uit informatie van het COA blijkt volgens de staatssecretaris dat eiser fysieke en verbale agressie heeft vertoond, diefstal heeft gepleegd, bewoners met een mes heeft bedreigd en eigendommen heeft vernield. Volgens de justitiële documentatie over eiser zou hij meermaals gearresteerd zijn voor diefstal uit een auto.
16. De rechtbank stelt voorop dat indien een asielzoeker overlast veroorzaakt, de staatssecretaris zich in beginsel op het standpunt mag stellen dat dergelijk gedrag afbreuk doet aan de gestelde behoefte aan internationale bescherming. In het geval van eiser stelt de rechtbank echter vast dat de staatssecretaris, ondanks dat eiser daar bij herhaling om heeft verzocht, [3] heeft nagelaten om de onderbouwing van de gestelde overlast te geven. In de besluitvorming is onder meer verwezen naar de justitiële documentatie over eiser, maar deze is niet aan het dossier toegevoegd. De staatssecretaris heeft – ook ter zitting – onvoldoende gemotiveerd waarom niet op zijn minst de justitiële documentatie over eiser ter beschikking kon worden gesteld. Eiser heeft zich aldus niet tegen de aantijgingen van de staatssecretaris kunnen verdedigen. Het standpunt van de staatssecretaris dat daardoor op voorhand afbreuk bestaat aan de noodzaak van de door eiser gevraagde bescherming, is daarom niet deugdelijk gemotiveerd. Ook heeft de staatssecretaris aldus onvoldoende gemotiveerd afgezien van de voorgeschreven rust- en voorbereidingstermijn.
17. De rechtbank constateert dan ook dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. Zij ziet echter aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. [4] Eiser heef niet toegelicht waarom hij door deze gang van zaken in zijn belangen is geschaad. In het bijzonder heeft eiser niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat het uitblijven van voldoende rust- en voorbereidingstijd ertoe heeft geleid dat hij niet op geloofwaardige wijze over zijn asielrelaas heeft kunnen verklaren. Bovendien heeft de staatssecretaris in het voornemen gemotiveerd uiteengezet dat eiser verschillende keren tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard, terwijl eiser dat niet heeft weersproken. De staatssecretaris heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser over de door hem gestelde problemen in Algerije niet geloofwaardig zijn.
Is de asielaanvraag terecht kennelijk ongegrond verklaard?
18. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw, voor zover hier van belang, kan een asielaanvraag als kennelijk ongegrond worden afgewezen indien de vreemdeling de staatssecretaris heeft misleid door omtrent zijn identiteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
19. Hiervoor onder 11 heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat de staatssecretaris de door eiser opgegeven identiteit niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft er bovendien van uit mogen gaan dat eiser met het opgeven van deze onjuiste gegevens mogelijk in een voor hem gunstiger positie heeft willen komen omdat het daardoor lastiger is om een vreemdeling in het Eurodac-systeem terug te vinden of over te dragen aan een ander land. De staatssecretaris stelt zich daarom terecht op het standpunt dat sprake is van misleiding. Dit betekent dat de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen.
Conclusie
20. Het beroep is ongegrond. Vanwege het geconstateerde gebrek krijgt eiser wel een vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde rechtmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Vreemdelingenbesluit 2000
3.Bij de zienswijze van 17 oktober 2023, pagina 3.
4.Algemene wet bestuursrecht.