In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren op een onbekende datum, heeft op 6 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 21 augustus 2023 afgewezen, met het argument dat de verklaringen van eiseres over mensenhandel ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft op 6 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over mensenhandel ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij door een mensenhandelaar naar Italië is gebracht en daar gedwongen werd tot prostitutie. Echter, de rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees voor besnijdenis van haar dochter niet aannemelijk is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 december 2023 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.