ECLI:NL:RBDHA:2023:20039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.29026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres wegens ongeloofwaardige verklaringen over mensenhandel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren op een onbekende datum, heeft op 6 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 21 augustus 2023 afgewezen, met het argument dat de verklaringen van eiseres over mensenhandel ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft op 6 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over mensenhandel ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij door een mensenhandelaar naar Italië is gebracht en daar gedwongen werd tot prostitutie. Echter, de rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees voor besnijdenis van haar dochter niet aannemelijk is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 december 2023 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29026

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),

mede namens haar minderjarige dochter [naam 2],

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Zij heeft op 6 november 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 21 augustus 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 6 november 2019 asiel aangevraagd. Op 20 december 2020 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, heeft op 19 juli 2021 het beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria. [1] De andere beroepsgronden achtte de rechtbank ongegrond. Het door eiseres ingestelde hoger beroep is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) ongegrond verklaard bij uitspraak van 30 augustus 2021.
3. De staatssecretaris heeft op 30 januari 2022 een nieuw besluit genomen en de asielaanvraag wederom afgewezen als ongegrond. Dat besluit is vervolgens ingetrokken.
4. Op 8 februari 2023 heeft de staatssecretaris een voornemen uitgebracht, waarna dat voornemen is vervangen door het voornemen van 21 juni 2023. De staatssecretaris heeft daarna bij besluit van 21 augustus 2023 de asielaanvraag van eiseres ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Op 14 september 2023 heeft eiseres het onderhavige beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
7. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer tegen haar wil haar vader moet opvolgen als Juju-priester. Haar vader zal haar initiëren, waarvoor zij een albino moet vermoorden. De moeder van eiseres is vroeger beschuldigd van hekserij en is daarom gestenigd toen eiseres dertien of veertien jaar oud was. In Nigeria heeft eiseres op zeventienjarige leeftijd een mensenhandelaar (hierna ook aangeduid met O.) ontmoet die haar onder valse voorwendselen naar Italië heeft gebracht. Eenmaal in Italië werd eiseres gedwongen om de prostitutie in te gaan. Zij heeft dit echter geweigerd omdat ze Hiv besmet is. Vervolgens heeft eiseres legaal in een restaurant gewerkt en na haar ontslag heeft zij gebedeld. Om de schuld aan haar mensenhandelaar O. terug te betalen werd zij gedwongen om drugs te vervoeren, waarvoor zij is opgepakt door de Italiaanse autoriteiten. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiseres voor de gevolgen van haar weigering om Juju-priester te worden, zij vreest voor represailles van de mensenhandelaar en voor besnijdenis van haarzelf en haar dochter.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Opvolging Juju-priesterschap
3. Vrouwenbesnijdenis
4. Slachtoffer mensenhandel
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de relevante elementen 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2. Opvolging Juju-priesterschap en 3. Vrouwenbesnijdenis geloofwaardig zijn. Het relevante element 4. Slachtoffer van mensenhandel heeft de staatsecretaris niet geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft vervolgens overwogen dat de vrees voor vervolging wegens de weigering om Juju-priester te worden en de vrees voor vrouwenbesnijdenis niet aannemelijk zijn. Daarom heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is.
Geschilpunten
9. De rechtbank stelt vast dat deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, op 19 juli 2021 [2] heeft geoordeeld dat eiseres de vrees dat zij gedwongen zal worden om Juju-priester te worden of problemen zal ervaren vanwege het weigeren van de opvolging niet aannemelijk heeft gemaakt. Voorts is in die uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de door eiseres gestelde vrees voor besnijdenis van haar dochter niet aannemelijk is. Het is niet in geschil dat deze oordelen, na het ongegrond verklaarde hoger beroep, in rechte vast staan.
9.1.
Daarnaast volgt uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, dat niet is gebleken dat eiseres geen medicatie zou kunnen krijgen in Nigeria voor haar Hiv-besmetting en ook niet dat zij dermate ziek zou worden dat zij niet in staat zou zijn haar dochter te beschermen. De rechtbank is van oordeel dat de verwijzing van eiseres ter zitting naar het EASO rapport van dit jaar niet voldoende is om van dat oordeel af te wijken. Dat rapport gaat immers in op de beschikbaarheid van Hiv-behandelingen, hetgeen in de artikel 64-procedure is beoordeeld. Daarmee heeft eiseres niet onderbouwd dat haar dochter terecht zal komen in een situatie die schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) oplevert.
9.2.
Gelet op het voorgaande en hetgeen is gebleken ter zitting, is in de onderhavige zaak in geschil of de staatssecretaris het relevante element slachtoffer mensenhandel niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht en daarom heeft kunnen concluderen dat eiseres geen vrees heeft voor represailles voor mensenhandelaren bij terugkeer naar Nigeria.
Relevante elementen
10. Eiseres voert hiertoe ten eerste aan dat de staatssecretaris mensensmokkel als apart relevant element had moeten aanmerken. Volgens eiseres bestaat er een verschil tussen mensensmokkel en mensenhandel. Eiseres stelt dat in het strafrecht ook een onderscheid wordt gemaakt tussen mensensmokkel en mensenhandel. Omdat in het voornemen van 16 oktober 2021 door de staatssecretaris is geoordeeld dat het geloofwaardig is dat eiseres als minderjarige is vertrokken uit Nigeria en daarbij een schuld is aangegaan die zij bij aankomst in Europa moet terugbetalen, valt dit onderdeel onder de definitie van mensensmokkel. Als gevolg hiervan bestaat er volgens eiseres een zwaardere motiveringsplicht bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gevolgen van de mensensmokkel.
10.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte overwogen dat nu eiseres haar verklaringen rondom mensenhandel niet geloofwaardig zijn geacht, ook haar verklaringen dat sprake is van mensensmokkel niet worden gevolgd. Alles wat eiseres heeft aangedragen over haar reis vanuit Nigeria naar Europa en de daaruit voortvloeiende problemen zijn aan bod gekomen bij het relevante element slachtoffer mensenhandel. In dat kader heeft de staatssecretaris toegelicht dat eiseres onvoldoende concreet en summier over haar gestelde mensenhandelaar O. wist te verklaren, waardoor haar verklaringen ongeloofwaardig zijn geacht. Dat betekent dat haar relaas over hoe zij vanuit Nigeria naar Italië en uiteindelijk naar Nederland is gereisd ook ongeloofwaardig zijn bevonden. De rechtbank volgt de staatssecretaris dat er sprake is van een doorlopende verhaallijn. De rechtbank ziet dan ook niet in dat de reis van Nigeria naar Europa als apart relevant element zou moeten worden aangemerkt, te meer omdat de toetsing inhoudelijk hetzelfde zou blijven. Voorts treft het argument van eiseres dat er in dat geval een zwaardere motiveringsplicht zou bestaan bij de gevolgen van die mensensmokkel geen doel, aangezien het eerste onderdeel van haar relaas (de reis van Nigeria naar Europa) als apart relevant element ook ongeloofwaardig zou zijn bevonden. De stelling dat in het strafrecht een onderscheid wordt gemaakt tussen mensensmokkel en mensenhandel maakt dit oordeel niet anders. De verwijzing van eiseres naar het voornemen van 16 oktober 2021 treft ook geen doel. Dat voornemen is immers ingetrokken, waarna nader onderzoek heeft plaatsgevonden en een nieuw besluit is genomen.
Geloofwaardigheid slachtoffer mensenhandel
11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris haar asielrelaas omtrent mensenhandel ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Kort samengevat heeft zij daartoe het volgende aangevoerd. Eiseres licht toe dat ze O. niet kende en geen vriendschappelijke relatie met hem had, waardoor ze niet uitgebreider over hem heeft kunnen verklaren. Het lag volgens eiseres op de weg van de staatssecretaris om navraag te doen bij de politie in Rome of het adres van O. bekend staat als adres van criminelen. Verder voert eiseres aan dat zij niet eerder dan in 2019 kon worden mishandeld door O., omdat zij in een AZC verbleef in Italië en O. niet wist waar zij was. O. bleef haar echter wel bedreigen via de telefoon, waarbij hij aangaf dat ze te weinig betaalde. Toen eiseres haar werk, verblijfsvergunning en opvang verloor, zag ze geen andere mogelijkheid dan zich te wenden tot O. Verder stelt eiseres dat ze niet precies wist hoe hoog haar schuld bij O. was en ook niet hoeveel ze precies heeft afbetaald. O. behoort volgens eiseres tot een criminele organisatie, zoals ook blijkt uit de uitspraak van de Italiaanse rechter, en ze is door hem en zijn mannen ernstig mishandeld. De mishandeling in 2019 heeft eiseres proberen aan te tonen met de overgelegde foto’s. Ten aanzien van het drugsvervoer stelt eiseres dat het feit dat zij geen inkomsten en geen huis had, nog niet betekent dat ze weet had van de inhoud van de tas. Ze weet inmiddels dat ze drugs vervoerde, maar destijds was dat niet het geval. Volgens eiseres was de waarde van de drugs voor drugshandelaren niet zo hoog, waardoor het volgens eiseres wel logisch is dat O. haar de tas heeft toevertrouwd.
11.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen over het relevante element mensenhandel ongeloofwaardig zijn bevonden. Eiseres stelt allereest dat zij O. niet kende en daarom niet uitgebreider over hem heeft kunnen verklaren. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel haar wisselende verklaringen over het adres van O. niet veel uit elkaar liggen, van eiseres wel verwacht mocht worden dat zij specifieker kon verklaren over de persoon van O. Zij heeft immers in de periode van 2015 tot 2019 veel contact met hem gehad en ook met O. in een huis gewoond. De enkele stelling dat eiseres geen vriendschappelijke relatie met O. had, verklaart niet waarom eiseres niet meer gedetailleerde informatie over hem heeft kunnen geven. Het betoog van eiseres dat het op de weg van de staatssecretaris lag om navraag te doen bij de Italiaanse autoriteiten slaagt niet. Het is immers aan eiseres om haar asielrelaas aannemelijk te maken. Haar summiere verklaringen over O. zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om te verwachten dat de staatssecretaris navraag doet bij de Italiaanse autoriteiten.
11.2.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat niet valt in te zien dat eiseres niet eerder gedwongen zou zijn tot prostitutie dan wel het sneller aflossen van haar schuld. Eiseres heeft verklaard dat zij werd gedwongen en mishandeld om de prostitutie in te gaan omdat er geen genoegen werd genomen met de hoeveelheid geld die zij terugbetaalde. De gestelde mishandeling zou in 2019 hebben plaatsgevonden. Daargelaten hoeveel geld eiseres precies terugbetaalde, volgt de rechtbank de staatssecretaris dat niet valt in te zien dat O. niet al eerder meer geld van haar eiste of haar dwong de prostitutie in te gaan nu eiseres al sinds 2015 in Italië verbleef. Eiseres heeft hiertoe aangevoerd dat O. haar niet kon bedreigen in de periode van 2015 tot 2019 omdat zij in een AZC verbleef. De rechtbank acht dit met de staatssecretaris niet aannemelijk, gelet op het volgende. O. zocht telefonisch contact met eiseres tijdens haar werk in een restaurant (in de periode van 2016 tot 2018) waarbij hij haar beledigde en geld eiste. Eiseres heeft daarbij verklaard dat zij geld betaalde aan O. als zij haar salaris ontving. Gelet hierop heeft de staatssecretaris overwogen dat eiseres O. zag tijdens haar verblijf in het AZC om het geld te overhandigen, waaruit kan worden afgeleid dat O. bekend was met de verblijfsplaats van eiseres. De rechtbank acht verder van belang dat eiseres veel geld schuldig was aan O. en dat hij er, gelet op het voorgaande, van op de hoogte was dat eiseres geld verdiende. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom niet aannemelijk dat O. vier jaar lang genoegen zou hebben genomen met te weinig afbetalingen en hij eiseres vervolgens pas in 2019 mishandeld zou hebben omdat hij te weinig geld ontving. Volgens eiseres gaat het hier om een mensenhandelaar en een criminele organisatie aan wie zij geld schuldig is, waardoor het niet te volgen is dat O. haar zou helpen met de reis naar Europa maar vervolgens niet meer in de gaten houdt waar zij verblijft. De rechtbank volgt tevens de overweging van de staatssecretaris dat niet blijkt op welke manier eiseres onder toezicht stond van de Italiaanse autoriteiten tijdens haar verblijf in het AZC. Hoewel het wellicht moeilijk is om een AZC binnen te komen, heeft eiseres niet gesteld noch onderbouwd waarom O. haar buiten het AZC niet zou kunnen vinden.
11.3.
Voorts heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen over het vervoeren van drugs niet geloofwaardig zijn. De rechtbank volgt de staatssecretaris dat het niet aannemelijk is dat O. een tas met drugs ter waarde van ongeveer € 50.000 aan eiseres heeft meegegeven, zonder dat zij hiervan op de hoogte was. De stelling van eiseres dat de waarde van de drugs voor handelaren niet dusdanig hoog is en dat het daarom wel begrijpelijk is dat de tas aan haar werd toevertrouwd, volgt de rechtbank niet. Ook door de Italiaanse rechter is immers geconcludeerd dat de hoeveelheid drugs duidt op een ervaren iemand in het drugscircuit. Uit de door eiseres overgelegde strafrechtelijke uitspraak blijkt daarnaast niet dat het drugsvervoer in opdracht was van een criminele organisatie. Uit die uitspraak kan naar het oordeel van de rechtbank enkel worden afgeleid dat er meerdere mensen zijn veroordeeld voor het vervoeren van drugs, maar niet dat dit een criminele organisatie was of dat de activiteiten in opdracht waren van een dergelijke organisatie. Daarnaast heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiseres tijdens de gehoren in Nederland nauwelijks heeft verklaard en onderbouwd dat O. lid zou zijn van de gestelde criminele organisatie. De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris dat de overgelegde foto’s de gestelde mishandeling door O. en de criminele organisatie niet aantonen, aangezien daaruit niet kan worden afgeleid wat de oorzaak is van de plekken. Hetgeen overigens is aangevoerd in het kader van het drugsvervoer leidt niet tot een ander oordeel.
11.4.
Verder acht de rechtbank van belang, naar aanleiding van hetgeen op zitting is behandeld, dat de staatssecretaris niet ten onrechte aan de geloofwaardigheidsbeoordeling ten grondslag heeft gelegd dat het bevreemdend is dat eiseres een vreemde man in Nigeria vertrouwde en met hem mee ging naar Europa. Hoewel eiseres heeft verklaard dat hij haar taal sprak en haar problemen en pijn begreep, is het volgens de rechtbank niet te volgen dat eiseres zomaar met deze man meeging. Dat haar oma toestemming had gegeven en dat O. haar werk in een restaurant in Italië had voorgespiegeld, maakt dit niet anders. Bovendien is de gestelde vrees voor het weigeren van de opvolging van het Juju-priesterschap ongeloofwaardig bevonden. Eiseres haar stelling dat zij gezien die vrees met O. meeging, wordt om die reden niet gevolgd.
11.5.
Voorts heeft eiseres op zitting verklaard dat zij pas durfde te ontsnappen aan O. toen zij zwanger was. De rechtbank volgt echter de conclusie van de staatssecretaris dat de verklaringen over eiseres haar ontsnapping aan O. vanuit Italië naar Nederland niet geloofwaardig zijn. Eiseres heeft immers verklaard dat zij bij afwezigheid van O. door zijn vrienden in de gaten werd gehouden. Gelet hierop heeft de staatssecretaris de ontsnapping van eiseres, waarbij zij na het bedelen een ticket heeft gekocht en met de trein Italië heeft verlaten, als een eenvoudige ontsnapping kunnen betitelen en zich op het standpunt kunnen stellen dat het daarom onduidelijk is waarom eiseres vijf jaar heeft gewacht met ontsnappen. Eiseres haar verklaringen dat zij bang was, niet wist waar zij naartoe moest en pas besloot om te ontsnappen toen ze zwanger was, maken dit oordeel niet anders. Daarmee blijft immers nog steeds ongeloofwaardig dat eiseres jarenlang door O. zou zijn bedreigd, mishandeld en in de gaten zou zijn gehouden, maar zij vervolgens wel op een willekeurige dag op eenvoudige wijze aan hem kon ontsnappen door een ticket te kopen en naar Nederland te reizen.
Vrees voor mensenhandelaar
12. Eiseres heeft zich ter zitting beroepen op de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023, [3] waarin de Afdeling oordeelt dat uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2023 volgt dat slachtoffers van mensenhandel risico lopen op represailles. Aangezien in de onderhavige zaak niet geloofwaardig wordt geacht dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vrees die daarop zou volgen. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling treft daarom geen doel.
Beschermingsalternatief
13. Eiseres heeft verder aangevoerd dat op basis van het algemeen ambtsbericht Nigeria aanleiding bestaat om de staatssecretaris te laten verduidelijken wanneer er in beginsel wel een binnenlands beschermingsalternatief aanwezig kan worden geacht. De rechtbank volgt eiseres hierin niet, nu geen beschermingsalternatief aan eiseres wordt tegengeworpen.
Terugkeerbesluit
14. Voorts stelt eiseres dat het bestreden besluit tevens als terugkeerbesluit had moeten worden aangemerkt. Dit betoog slaagt niet. Er is immers bij besluit van 20 juni 2023 al een terugkeerbesluit aan eiseres opgelegd.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.