ECLI:NL:RBDHA:2023:20022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
23/3778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wegslepen van voertuig wegens tijdelijk parkeerverbod

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het wegslepen van zijn auto behandeld. De auto van eiser is op 11 januari 2023 weggesleept omdat deze geparkeerd stond op een plek waar een tijdelijk parkeerverbod gold van 10 tot en met 20 januari 2023. Eiser betwist dat zijn auto daar geparkeerd stond na de plaatsing van de verkeersborden, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de auto na de plaatsing van de borden is geparkeerd. Eiser had zijn auto geparkeerd ter hoogte van een adres waar het parkeerverbod gold, en de rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de kosten van het wegslepen op eiser kon verhalen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Essakkili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het op zijn kosten wegslepen van zijn auto.
1.1.
Met het besluit van 11 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om de auto van eiser weg te slepen en de kosten daarvan op hem te verhalen. Met het bestreden besluit van 18 april 2023 is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2. Op een gedeelte van de [laan] in Den Haag gold van 10 tot en met 20 januari 2023 een parkeerverbod. Deze zaak gaat over de vraag of de auto van eiser daar in strijd met dat verbod stond geparkeerd en of zijn auto daarom op zijn kosten mocht worden weggesleept.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser heeft zijn auto geparkeerd ter hoogte van [adres], waar het parkeerverbod niet gold volgens de kentekenlijst. Hij had zijn auto al op de betreffende plek geparkeerd voordat de parkeerverbodsborden werden geplaatst en daarna kon hij zijn auto niet verplaatsen omdat hij in het buitenland was. Het is niet redelijk dat verweerder de kosten van het wegslepen bij eiser in rekening heeft gebracht.
Wat zijn de regels?
4. Verweerder is bevoegd een voertuig weg te slepen, als met dat voertuig een verkeersvoorschrift wordt overtreden. Als voorwaarde hierbij geldt dat de verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het belang van de veiligheid op de weg, het belang van de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van aangewezen weggedeelten of wegen. [1] De overtreder draagt de kosten van de verwijdering, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor zijn rekening horen te komen. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt vast dat het parkeerverbod gold ter hoogte van de [adres]. Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat het parkeerverbod gold tussen de verkeersborden E4, waarop met pijlen stond aangegeven waar het parkeerverbod precies gold. De [adres] valt binnen het gebied dat op deze manier met de verkeersborden is afgebakend.
5.1.
Uit de foto’s bij de processen-verbaal van 10 en 11 januari 2023 blijkt dat de auto van eiser op dat moment geparkeerd stond binnen het gebied waarin het parkeerverbod gold.
5.2.
De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de auto van eiser al ter hoogte van [adres] geparkeerd stond, voordat de verkeersborden werden geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de auto van eiser daar is neergezet, nadat de verkeersborden zijn geplaatst. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5.3.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de verkeersborden op 6 januari 2023 zijn geplaatst. Volgens de vaste werkwijze van verweerder is toen ook een kentekenlijst op ambtseed opgemaakt, waarop de kentekens zijn vermeld van alle voertuigen die op dat moment geparkeerd stonden tussen de verkeersborden E4. Het kenteken van eiser is niet vermeld op de kentekenlijst.
5.4.
Als uitgangspunt geldt dat een bestuursorgaan mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in zo’n op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeeft. Als die bevindingen worden betwist, dan zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [3]
5.5.
Eiser heeft de volledigheid van de kentekenlijst betwist. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat op de kentekenlijst staat dat deze is opgesteld ter hoogte van de portiek van nummer [nummer 1] tot en met [nummer 2]. De auto van eiser stond ter hoogte van de portiek van nummer [nummer 3] tot en met [nummer 4]. Volgens eiser toont dit aan dat de opsteller van de kentekenlijst alleen de kentekens van de voertuigen bij het portiek van nummer [nummer 1] tot en met [nummer 2] heeft genoteerd. Daarnaast voert eiser aan dat hij van 29 december 2022 tot en met 16 januari 2023 met vakantie was en dat hij de enige is die van het voertuig gebruik maakt.
5.6.
Deze betwisting geeft geen aanleiding voor zodanige twijfel aan de volledigheid van de kentekenlijst dat deze niet aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank ziet in het gegeven dat op de kentekenlijst ‘[laan] tussen percelen [nummer 1]-[nummer 2]’ is vermeld, geen aanleiding om te twijfelen aan een consequente toepassing van de vaste werkwijze van verweerder, zoals hiervoor onder 4.3 beschreven. Hoewel deze vermelding wat ongelukkig is, zoals verweerder ter zitting ook onderkende, is duidelijk dat zij dient ter globale aanduiding van de locatie van het parkeerverbod waarvoor de kentekenlijst is opgesteld. Op deze manier wordt deze kentekenlijst onderscheiden van andere kentekenlijsten. De enkele stelling van eiser dat hij in het buitenland was toen het parkeerverbod gold en dat hij de enige is die de auto gebruikt, vormt voor de rechtbank ook geen aanleiding om te twijfelen aan de volledigheid van de kentekenlijst. Verweerder mocht de kentekenlijst daarom aan de overtreding ten grondslag leggen. Het betoog van eiser slaagt niet.
5.7.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder in redelijkheid de kosten van het wegslepen op eiser kon verhalen. Het betoog van eiser dat verweerder hem niet per brief heeft geïnformeerd dat het parkeerverbod zou gaan gelden, slaagt niet. Zoals eiser immers ter zitting ook heeft erkend, is verweerder niet verplicht omwonenden schriftelijk te informeren over de instelling van een tijdelijk parkeerverbod.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
2.Artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2323.