ECLI:NL:RBDHA:2023:19954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
09/105376-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot doodslag en opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De feiten vonden plaats op 21 april 2023 in Naaldwijk, waar de verdachte met een hamer meerdere keren op het hoofd van slachtoffer 1 heeft geslagen, terwijl hij ook een explosief heeft aangestoken bij de woning van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn ernstige psychiatrische problematiek, waaronder een autismespectrumstoornis en ADHD. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 37.036,97, vermeerderd met wettelijke rente, ten behoeve van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-105376-23
Datum uitspraak: 14 december 2023
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] ,
op dit moment in voorlopige hechtenis verblijvende in [instelling] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 20 juli 2023 en 28 september 2023 (pro forma), en 30 november 2023 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. C.M. Offers en de advocaat van de verdachte is mr. W.M. Shreki te Rotterdam. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
30 november 2023 – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 april 2023 te Naaldwijk, gemeente Westlandter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [slachtoffer 1] met een hamer hard meermalen op het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 april 2023 te Naaldwijk, gemeente Westland, in/aan/bij een woning aan [adres 2] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief en/of vuurwerk op, althans in de dichte nabijheid van, die woning tot ontbranding te brengen, waardoor dt explosief en/of vuurwerk, tot ontploffing is gebracht en/of gekomen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten te weten voor de betreffende woning en/of de inboedel van die woning en/of de tuininrichting van die woning en/of omliggende woningen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] te duchten was.

3. De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Op specifieke standpunten zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Op specifieke (bewijs)verweren zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte, op 21 april 2023 in diens eigen woning in Naaldwijk, [slachtoffer 1] meerdere keren met een klauwhamer op het hoofd heeft geslagen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe dit geweld dient te worden gekwalificeerd.
Poging tot doodslag?
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te kunnen komen, is vereist dat de verdachte opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op de mogelijke dood van het slachtoffer.
De rechtbank ziet, net zoals de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte, geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat de verdachte ‘vol’ opzet had op de dood van het slachtoffer, in die zin dat de verdachte gericht en doelbewust heeft gehandeld om het slachtoffer te doden.
De officier van justitie heeft betoogd dat wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op een dodelijke afloop. Volgens de raadsvrouw van de verdachte was ook daarvan geen sprake. De rechtbank overweegt als volgt.
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg (in dit geval: de dood) zal intreden en hij deze kans vervolgens bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). Of dit in een concreet geval moet worden aangenomen is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij gekeken moet worden naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte naar algemene ervaringsregels tot de dood van het slachtoffer had kunnen leiden. De verdachte heeft tijdens een worsteling met een klauwhamer in zijn hand om zich heen geslagen en heeft het slachtoffer daarbij, zoals blijkt uit de hoeveelheid aan verwondingen, meerdere malen op zijn hoofd, schouder en armen geraakt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte ook met enige kracht moet hebben geslagen, aangezien sprake is van een impressiefractuur van de schedel van het slachtoffer en meerdere snijwonden op de behaarde hoofdhuid. De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het slaan op het hoofd met een zwaar voorwerp zoals een hamer tot gevolg kan hebben dat zodanig letsel ontstaat dat daardoor de dood intreedt. Het hoofd is een bijzonder kwetsbaar deel van het menselijk lichaam. Door met een klauwhamer, al dan niet gericht, meerdere malen met kracht op dat kwetsbare deel te slaan heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat daaruit potentieel dodelijk letsel zou voortvloeien. Daar komt bij dat de rechtbank tevens van oordeel is dat voornoemd handelen van de verdachte – het meerdere malen met de klauwhamer slaan in de richting van het hoofd – ook naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op de dood te zijn gericht dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
Het opzet van verdachte bij het slaan was aldus in voorwaardelijke zin gericht op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.2
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 21 april 2023 te Naaldwijk een tiewrap met vuurwerk op het raam heeft bevestigd met duct tape waarna hij dit vuurwerk heeft aangestoken en tot ontploffing heeft gebracht. Uit forensisch technisch onderzoek is gebleken dat de ruit en de aangrenzende ruiten in de achtergevel van de woning zijn gesprongen en dat in de woonkamer en in de achtertuin van de woning glasscherven lagen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, zoals bedoel in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Voor de beantwoording van deze vraag is het van belang of het uit de gedraging voortvloeiende gevaar op het moment van het verrichten van die gedraging naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
De rechtbank is van oordeel dat door de ontploffing gevaar voor goederen te duchten was. Uit forensisch technisch onderzoek blijkt dat het raam en de aangrenzende ruiten in de achtergevel zijn gesprongen en dat in de woonkamer en achtertuin van de woning glasscherven lagen. Er zijn dus andere ruiten gesprongen dan degene waar het vuurwerk op bevestigd was. De rechtbank overweegt dat niet vast is komen te staan dat er levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners te duchten was. Het dossier bevat geen informatie over welk type vuurwerk is gebruikt, over de kracht waarmee het vuurwerk tot ontploffing is gekomen en wat het gevaarzettend karakter is van een dergelijk stuk vuurwerk bij ontploffing op het raam van een woning. Daar komt bij dat het naar algemene ervaringsregels niet voorzienbaar is dat zich midden in de nacht personen bevinden achter een ruit van een woonkamer. Aangezien niet is gebleken van bijkomende omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning en de inboedel van die woning, te duchten was.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 21 april 2023 te Naaldwijk, gemeente Westland
teruitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, [slachtoffer 1] met een hamer meermalen op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 april 2023 te Naaldwijk, gemeente Westland, aan een woning aan [adres 2] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door vuurwerk op die woning tot ontbranding te brengen, waardoor
ditvuurwerk, tot ontploffing is gekomen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de betreffende woning en de inboedel van die woning te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast oplegging van een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat nader onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Het laatste verhoor van de verdachte bij de politie waarin hij openheid van zaken geeft is door de pro-Justitia rapporteurs niet meegenomen in hun onderzoek. Er dient opnieuw onderzoek te worden gedaan naar het recidiverisico waarbij de delictbeleving van de verdachte kan worden meegenomen. De raadsvrouw heeft betoogd dat het niet gebruikelijk is dat een PIJ-maatregel direct onvoorwaardelijk wordt opgelegd. De verdachte is een first offender en er is geen sprake van een mislukt behandeltraject of recidive. De verdachte dient eerst de kans te krijgen om zich te bewijzen in een voorwaardelijk kader. De raadsvrouw verzoekt om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting zodat nader onderzoek kan worden gedaan naar het recidiverisico en aan de hand daarvan de haalbaarheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel opnieuw kan worden beoordeeld.
Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht om, indien de rechtbank een jeugddetentie op zijn plaats vindt, aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest zodat eventuele behandeling in het kader van een PIJ-maatregel zo snel mogelijk kan starten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het midden in de nacht teweegbrengen van een ontploffing met vuurwerk bij de woning van de slachtoffers, terwijl zij lagen te slapen. De verdachte trof op de trap naar boven de slachtoffers aan waarna het tot een gevecht kwam en de verdachte met een klauwhamer meerdere keren op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met grote gevolgen voor dit slachtoffer. [slachtoffer 2] heeft moeten aanschouwen hoe haar man door verdachte werd toegetakeld, waarbij zij vreesde voor zijn leven.
In het algemeen geldt dat een dergelijke gebeurtenis, waarbij een vreemde binnendringt in een woning en waarbij geweld wordt gebruikt, voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring oplevert waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Dat de impact nog steeds groot is, blijkt ook uit de ter zitting door [slachtoffer 2] afgelegde spreekrechtverklaring. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat de slachtoffers ontzettend zijn geschrokken van wat er in de nacht van 21 april 2023 is gebeurd in hun woning, een plek waar zij zich juist veilig zouden moeten voelen. Daarnaast wakkert een gebeurtenis als deze ook gevoelens van angst en onveiligheid aan in de maatschappij. Meerdere buren van de slachtoffers zijn midden in de nacht wakker geworden van de harde knal en zijn hun buren te hulp geschoten, waarbij zij een grote ravage in de woning en een ernstig bebloede buurman aantroffen. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 september 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het pro-Justitia rapport (klinisch multidisciplinair onderzoek) van 16 november 2023, opgemaakt door [naam 1] GZ-psycholoog, en [naam 2] , kinder- en jeugdpsychiater en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige [naam 2] ter zitting is gegeven.
Daaruit volgt – kort samengevat – dat bij de verdachte sprake is van ernstige psychiatrische problematiek die past bij een autismespectrumstoornis (ASS) en ADHD. Hoewel schizofrenie ten tijde van het onderzoek niet kon worden vastgesteld, kan een ontwikkeling in die richting niet worden uitgesloten. Beide diagnoses waren ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezig en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. Geadviseerd wordt dan ook om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte handelt impulsief, houdt onvoldoende rekening met sociale context, voelt de grenzen van anderen niet goed aan en bij toenemende spanning mist hij oplossingsvaardigheden. De verdachte is afhankelijk van externe sturing om zijn gedrag te reguleren en is daarom gevoelig voor beïnvloeding van anderen. Daar komt bij dat hij geen probleembesef en ziekte-inzicht heeft. Zonder passende behandeling wordt het recidiverisico op gewelddadig gedrag op matig tot hoog geschat, waarbij wordt opgemerkt dat dit risico eerder hoger dan lager zal worden ingeschat als er meer context en informatie zou zijn. Er is namelijk weinig zicht verkregen op de sociale contacten van de verdachte en in welk circuit hij zich bevindt. Ter zitting heeft de deskundige [naam 2] desgevraagd aangegeven dat de veranderde proceshouding van de verdachte hem niet tot andere inzichten heeft gebracht. Concluderend is geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is volgens de deskundigen niet haalbaar gelet op het gebrekkige probleembesef van de verdachte, het gebrek aan motivatie en het hoge recidiverisico waardoor een hoog begeleidingsniveau noodzakelijk wordt geacht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 24 november 2023. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de Raad zich aansluit bij het pro-Justitia rapport. De ernstige psychiatrische problematiek, het onvoorspelbare gedrag van de verdachte, het gebrek aan probleembesef en inzicht en het hoge recidiverisico maken een klinische behandelsetting noodzakelijk om tot effectieve behandeling te komen. De Raad adviseert tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en vindt de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
De op te leggen straf en maatregelDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Door de deskundigen is geadviseerd de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Op grond van artikel 77s Sr kan aan de verdachte bij wie ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond een PIJ-maatregel worden opgelegd. Aan die voorwaarde is in de onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De rechtbank volgt daarbij de bevindingen van de deskundigen, inhoudende dat bij de verdachte sprake is van ernstige psychiatrische problematiek in de vorm van ASS en ADHD, en er mogelijk sprake is van een ontwikkeling in de richting van schizofrenie. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en in aanmerking genomen wat de deskundigen hebben gerapporteerd over het recidiverisico, oordeelt de rechtbank dat ook aan de voorwaarde dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eisen is voldaan. Ten slotte dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Om de koers van de ontwikkeling van de verdachte te keren is behandeling noodzakelijk. De ernstige psychiatrische problematiek, het gebrek aan probleembesef en inzicht en vooral het hoge recidiverisico maken klinische behandeling noodzakelijk. Gedurende de klinische observatie is gebleken dat de verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling en de verdachte een grote mate van begeleiding nodig heeft die alleen in een klinische setting kan worden gerealiseerd. De kans van slagen van behandeling in een voorwaardelijk kader wordt door de deskundigen daarom niet haalbaar geacht en waarborgt niet de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen.
De rechtbank constateert dat het onderzoek naar de verdachte is uitgevoerd toen de verdachte nog geen openheid van zaken wilde geven. De deskundigen hebben bij het opstellen van het pro-Justitia rapport geen kennis genomen van het laatste verhoor van de verdachte bij de politie op 12 november 2023, waarin hij voor het eerst een verklaring heeft afgelegd over het bewezenverklaarde. Ter zitting heeft de verdachte, in het bijzijn van deskundige [naam 2] (rapporteur), opnieuw een verklaring afgelegd. De deskundige is daarop zowel door de rechtbank als door de raadsvrouw bevraagd of deze verklaring van de verdachte leidt tot andere inzichten met betrekking tot het recidiverisico en de haalbaarheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De deskundige heeft ter zitting herhaaldelijk aangegeven dat dit niet leidt tot een andere inschatting van het recidiverisico en dat er geen mogelijkheid wordt gezien tot behandeling in een voorwaardelijk kader.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw tot aanhouding van de zaak af. De rechtbank acht zich, gelet op het grondige pro-Justitia rapport en hetgeen daarop ter zitting door de deskundige is aangevuld, voldoende voorgelicht.
De rechtbank acht de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk, gelet op het belang van de verdachte bij een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigen daarnaast ook een straf in de vorm van een jeugddetentie. Hierbij heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat er in soortgelijke zaken wordt opgelegd en met de verminderde mate waarin het bewezenverklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend. Alles overziend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wettelijk vertegenwoordigd en ter zitting bijgestaan door mr. M.P. de Klerk, hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij vorderen een vergoeding van schade van een bedrag van € 108.136,76, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 55.620,76 aan materiële schade en € 52.516,00 aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De vordering is als volgt opgebouwd. De materiële schade bestaat uit:
a) Herstelkosten plafond en ramen
€ 8.910,17
b) Kosten beveiligingsmaatregelen
€ 3.559,98
c) Ziekenhuisdaggeldvergoeding
€ 140,00
d) Reis- en parkeerkosten
€ 486,80
e) Huishoudelijke hulp
€ 975,00
f) Verlies arbeidsvermogen, beperkt tot 2023
€ 37.080,00
g) Nutteloos geworden kosten camping en ligplaats
€ 3.203,65
h) Kosten huisdier
€ 1.246,66
De immateriële schade bestaat uit:
i) Smartengeld [slachtoffer 1]
€ 50.016,00
j) Smartengeld [slachtoffer 2]
€ 2.500,00
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding vanwege de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert vanwege de hoeveelheid en de complexiteit van de schadeposten.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de materiële schadeposten bepleit dat deze allen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Ten aanzien van de posten herstelkosten plafond en ramen en kosten beveiligingsmaatregelen heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze slechts zijn onderbouwd met offertes en niet is gebleken dat de benadeelde partij die kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Voor wat betreft de post ziekenhuisdaggeldvergoeding stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat deze kosten door de verzekering worden gedekt en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de post reis- en parkeerkosten is betoogd dat het ontbreekt aan voldoende causaal verband voor wat betreft de ritten die zijn gemaakt naar de fysiotherapeut. Onduidelijk is of die behandeling nodig is als gevolg van het ten laste gelegde. Ook ten aanzien van de post kosten huisdier is aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt. De post huishoudelijke hulp is onvoldoende onderbouwd, nu onduidelijk is of de dochter kosten heeft gemaakt voor huishoudelijke hulp. Ten aanzien van de post verlies arbeidsvermogen over 2023 is aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheid van [slachtoffer 1] niet door een arts is vastgesteld. Voorts bevat de onderbouwing tegenstrijdigheden over het uitvoeren van werkzaamheden door [slachtoffer 1] en is onduidelijk over welke periode het precies gaat.
Ten aanzien van de immateriële schade is aangevoerd dat het verzochte bedrag van
€ 50.016,00 is onderbouwd met een niet-vergelijkbare zaak en dat de hoogte van het bedrag sterk moet worden gematigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de vordering van de benadeelde partij omvangrijk is, niet op zichzelf maakt dat het behandelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces is. De rechtbank zal de complexiteit van iedere schadepost op zichzelf beoordelen en aan dat criterium toetsen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
a.
a) Herstelkosten plafond en ramenNaar het oordeel van de rechtbank zijn de herstelkosten van plafond en ramen volledig voor toewijzing vatbaar. Anders dan door de raadsvrouw is betoogd, is voor toewijzing van deze posten niet vereist dat de benadeelde partij die kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Uit onderzoek is vast komen te staan dat sprake is van geleden schade die is ingetreden door het strafbare feit. Het is vervolgens geheel aan de benadeelde zelf of hij de uit de offerte blijkende (herstel)kosten daadwerkelijk maakt of dat hij genoegen neemt met een beschadigde en daardoor dus in waarde gedaalde zaak. Naar het oordeel van de rechtbank zijn beide posten voldoende onderbouwd en dus toewijsbaar tot een bedrag van € 8.910,17.
b) Kosten beveiligingsmaatregelen
De rechtbank is ten aanzien van de post kosten beveiligingsmaatregelen van oordeel dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor deze specifieke schadepost geldt dat de kosten nog niet zijn gemaakt en er daarom nog geen sprake is van geleden schade. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
c) ZiekenhuisdaggeldvergoedingUit het dossier blijkt dat de benadeelde partij vier dagen in het ziekenhuis heeft verbleven. De hoogte van de ziekenhuisdaggeldvergoeding is gebaseerd op de richtlijn van de Letselschade Raad. Naar het oordeel van de rechtbank is de post daarmee voldoende onderbouwd en dus toewijsbaar tot een bedrag van € 140,00.
d) Reis- en parkeerkostenTen aanzien van de reis- en parkeerkosten is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij genoegzaam heeft onderbouwd dat deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde poging tot doodslag, ook voor wat betreft de ritten die zijn gemaakt ten behoeve van de bezoeken aan de fysiotherapeut. De in verband daarmee gevorderde parkeer- en reiskosten zal de rechtbank dan ook volledig toewijzen.
e) Huishoudelijke hulpDe benadeelde partij stelt dat [slachtoffer 1] de eerste weken na ontslag uit het ziekenhuis geen bijdrage heeft kunnen leveren aan het huishouden en was aangewezen op zijn vrouw, terwijl hij normaal gesproken ongeveer de helft van de huishoudelijke werkzaamheden voor zijn rekening nam. Voorts is gesteld dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sinds het incident bij hun dochter logeren wat dient te worden beschouwd als mantelzorg en huishoudelijke hulp. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd hoe de hulp en begeleiding door de dochter heeft plaatsgevonden, in welke situaties dat nodig was en welke specifieke hulp [slachtoffer 2] daarin behoefde. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
f) Verlies van arbeidsvermogen
Ten aanzien van de post verlies van arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien zonder verdergaand onderzoek – waarvoor het strafgeding zich in dit geval niet leent – niet kan worden vastgesteld of en ter hoogte van welk bedrag deze post voor toewijzing vatbaar is. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
g) Nutteloos geworden kosten i.v.m. camping en ligplaatsNaar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken waarom de benadeelde partij tot op heden geen gebruik heeft kunnen maken van de camping en de ligplaats, zodat niet kan worden vastgesteld in welke mate sprake is van rechtstreekse schade. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
h) Kosten huisdierDe benadeelde partij stelt dat de achteruitgang van hun hond na het incident op 21 april 2023 en zijn uiteindelijke overlijden een gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van de dierenarts volgt dat de bloedarmoede die heeft gezorgd voor de slechte gezondheidstoestand van de hond door vele zaken kan zijn veroorzaakt. Nu de rechtbank niet kan vaststellen of sprake is van schade die rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde, zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Immateriële schade
i.
i) Smartengeld [slachtoffer 1]
De rechtbank heeft rekening gehouden met het geestelijk en lichamelijk letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen als gevolg van verdachtes handelen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële geleden schade op grond van redelijkheid en billijkheid en rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld, schatten op een bedrag van € 25.000,00. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
j) Smartengeld [slachtoffer 2]
De gevorderde immateriële schade van € 2.500,00 ten aanzien van [slachtoffer 2] is naar het oordeel van de rechtbank redelijk en voldoende onderbouwd, en de verdediging heeft dit ook niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 2.500,00 dan ook volledig toewijzen.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 37.036,97, bestaande uit € 9.536,97 aan materiële schade en
€ 27.500,00 aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 21 april 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenvergoeding verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten wordt veroordeeld, legt de rechtbank aan de verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen. Dit betekent dat de verdachte verplicht is een bedrag van € 37.036,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, aan de Staat te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank een gijzeling van
0 dagenverbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal bepalen dat betaling van (een deel) van de vordering aan de benadeelde partij door de verdachte, in mindering komt op de betalingsverplichting aan de Staat, dan wel aan de benadeelde partij, en dat dat ook andersom geldt.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het onder nummer 1 genummerde voorwerp op de lijst van in beslaggenomen voorwerpen, te weten een Samsung telefoon, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de in beslag genomen telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de telefoon.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 157 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf en maatregel
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op:
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 37.036,97, bestaande uit een bedrag van € 9.536,97 aan materiële schade en € 27.500,00 aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde rente daarover vanaf
21 april 2023tot aan de dag waarop deze is voldaan, te betalen aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 37.036,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 april 2023 tot aan de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
- een telefoontoestel, omschrijving [nummer 1] , zwart, merk: Samsung M22 Dual Sim.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. D.M. Rupert, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 december 2023.
Mr. D.M. Rupert is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 2] , onderzoek DH5R023034 – SIERRA LEONE, van district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 438) en het proces-verbaal van verhoor verdachte van district Westland - Delft (pagina 1 t/m 12).
Ten aanzien van feit 1:

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 november 2023, voor zover inhoudende:

Op 21 april 2023 in Naaldwijk ging ik met een hamer in mijn zak de woning gelegen aan [adres 2] in. Ik kwam de bewoners tegen toen ik naar boven liep. [slachtoffer 1] kwam naar mij toe en ik spoot in de richting van zijn gezicht met de pepperspray. Toen duwde hij mij van de trap en viel ik naar beneden. Ik denk dat hij ook meeviel. In paniek heb ik met de hamer in mijn hand om mij heen geslagen.

2 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 22 april 2023, voor zover inhoudende (p. 95-98):

Plaats delict: Naaldwijk
Pleegdatum: 21 april 2023
Ik zag de jongen naar boven komen. Toen hij boven was kreeg ik een aantal klappen op mijn hoofd met een hamer. Ik heb flinke klappen van hem gehad.

3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 21 april 2023, voor zover inhoudende (p. 30-32):

Plaats delict: Naaldwijk
Pleegdatum: 21 april 2023
Een man was de trap op gekomen en stond op de overloop bij het kleine kamertje. De man op de overloop spoot uit een busje vloeistof naar ons toe. Mijn man, Ben, gaf de man een duw. Ze bleven vechten en ze vielen samen van de trap af. De man had een hamer en begon op Ben in te slaan.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 april 2023, voor zover inhoudende (p. 46-48):

Ik, [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op vrijdag 21 april 2023 omstreeks 04:25 uur hoorde ik dat de centralist van de meldkamer ons de opdracht gaf om te gaan naar [adres 2] te Naaldwijk.
Ik zag dat de vrouw een klauwhamer in haar rechterhand vast hield. Ik hoorde haar zeggen dat dit de hamer was waarmee de verdachte haar man meerdere malen op zijn hoofd had geslagen.

5.Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring, voor zover inhoudende(p. 36-37):

Medische informatie betreffende:
[slachtoffer 1]
1. Impressiefractuur temporoparietaal rechts met intracranieel lucht en ter plaatse
minimaal spoortje bloed. Geen neurologische uitval, wv heden conservatieve behandeling.
2. Multipele bloedende laceraties behaarde hoofd

6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 253, met fotobijlagen p. 254-260):

Op vrijdag 12 mei 2023, omstreeks 09:00 uur, had ik [verbalisant 2] telefonisch contact met [naam 3] , zijnde de dochter van het slachtoffer en de aangever [slachtoffer 1] . [naam 3] verklaarde aan mij verbalisant dat er nooit foto's door de politie zijn gemaakt van het letsel van haar vader. Naar aanleiding van het voornoemde afgesproken dat [naam 3] de foto's aan mij [verbalisant 2] zou mailen, zodat ik deze als bijlagen bij dit proces-verbaal van bevindingen kan voegen.
Ten aanzien van feit 2:

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 november 2023, voor zover inhoudende:

Op 21 april 2023 ging ik naar de woning gelegen aan [adres 2] in Naaldwijk. Ik pakte een tiewrap met vuurwerk en plakte dit met duct tape op het raam. Daarna stak ik het aan. De ruit ging kapot.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 april 2023, voor zover inhoudende (p. 179):
Ik, [verbalisant 3] van politie, werkzaam als materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing, verklaar het volgende:
Op vrijdag 21 april 2023, omstreeks 06.00 uur, heb ik, verbalisant, onderzoek verricht in de woning en achtertuin van perceel [adres 2] te Naaldwijk. Tijdens mijn onderzoek trof ik, verbalisant, diverse snippers karton aan en stukjes zilvergrijs tape (zgn duct tape) al dan niet met elkaar verbonden. Tevens zag ik, verbalisant, op een rood geverfde binnenmuur een witte waaier van stof en daarbij schade aan het raamkozijn. Het witte stof is mogelijk residu van het kruit uit een pyrotechnisch artikel.
Gezien bovenstaande feiten is het zeer wel mogelijk dat er een pyrotechnisch artikel (vuurwerk) op het raam is aangebracht met duct tape en daarna tot ontploffing is gebracht.

3. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] Naaldwijk), opgemaakt op 6 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 300-311, met fotobijlagen p. 312-401):

Op vrijdag 21 april 2023 om 05:45 uur kwamen wij, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal met geweld in/uit woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] .
Begane grond
Wij zagen dat de woonkamer- en keukenvloer bezaaid waren met glasscherven. Zie foto's 24 tot en met 27.
Wij zagen in de bijkeuken dat de ruit van het raam, rechts van de tuindeur, verbroken was. Wij zagen dat dit raam was voorzien van dubbel glas en beide ruiten verbroken waren.
Zie foto's 53 tot en met 57.
Aan de achterzijde van de woonkamer, aan de zijde van de achtertuin, zagen wij
diverse verbroken ruiten. Wij zagen, vanuit de woonkamer gezien, dat de meest linker ruit in zijn geheel was verbroken. Wij zagen dat dit raam was voorzien van dubbelglas en beide ruiten verbroken waren. Wij zagen dat één ruit van het middelste raam, aan de binnenzijde verbroken was. Ook dit raam bestond uit dubbel glas waarbij de buitenste ruit intact was.
Zie foto's 58 tot en met 61.
In de achtertuin zagen wij dat de bestrating in de achtertuin, vanaf de achterzijde
van de gevel tot aan de overkapping van de schuur, was voorzien van glasscherven.
Tussen deze glasscherven zagen wij diverse fragmenten van karton, papier en grijs
duct-tape. Aan de buitenzijde van de verbroken ramen zagen wij, dat het verticale gedeelte van het kozijn, tussen het raam van de woonkamer en het raam van de bijkeuken, beschadigd was. Vermoedelijk is er een stuk vuurwerk met duct-tape op of ter hoogte van dit kozijn bevestigd waarna het tot ontploffing werd gebracht.
Zie foto’s 62 tot en met 70.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.