7.3Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de vordering van de benadeelde partij omvangrijk is, niet op zichzelf maakt dat het behandelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces is. De rechtbank zal de complexiteit van iedere schadepost op zichzelf beoordelen en aan dat criterium toetsen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
a.
a) Herstelkosten plafond en ramenNaar het oordeel van de rechtbank zijn de herstelkosten van plafond en ramen volledig voor toewijzing vatbaar. Anders dan door de raadsvrouw is betoogd, is voor toewijzing van deze posten niet vereist dat de benadeelde partij die kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Uit onderzoek is vast komen te staan dat sprake is van geleden schade die is ingetreden door het strafbare feit. Het is vervolgens geheel aan de benadeelde zelf of hij de uit de offerte blijkende (herstel)kosten daadwerkelijk maakt of dat hij genoegen neemt met een beschadigde en daardoor dus in waarde gedaalde zaak. Naar het oordeel van de rechtbank zijn beide posten voldoende onderbouwd en dus toewijsbaar tot een bedrag van € 8.910,17.
b) Kosten beveiligingsmaatregelen
De rechtbank is ten aanzien van de post kosten beveiligingsmaatregelen van oordeel dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor deze specifieke schadepost geldt dat de kosten nog niet zijn gemaakt en er daarom nog geen sprake is van geleden schade. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
c) ZiekenhuisdaggeldvergoedingUit het dossier blijkt dat de benadeelde partij vier dagen in het ziekenhuis heeft verbleven. De hoogte van de ziekenhuisdaggeldvergoeding is gebaseerd op de richtlijn van de Letselschade Raad. Naar het oordeel van de rechtbank is de post daarmee voldoende onderbouwd en dus toewijsbaar tot een bedrag van € 140,00.
d) Reis- en parkeerkostenTen aanzien van de reis- en parkeerkosten is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij genoegzaam heeft onderbouwd dat deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde poging tot doodslag, ook voor wat betreft de ritten die zijn gemaakt ten behoeve van de bezoeken aan de fysiotherapeut. De in verband daarmee gevorderde parkeer- en reiskosten zal de rechtbank dan ook volledig toewijzen.
e) Huishoudelijke hulpDe benadeelde partij stelt dat [slachtoffer 1] de eerste weken na ontslag uit het ziekenhuis geen bijdrage heeft kunnen leveren aan het huishouden en was aangewezen op zijn vrouw, terwijl hij normaal gesproken ongeveer de helft van de huishoudelijke werkzaamheden voor zijn rekening nam. Voorts is gesteld dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sinds het incident bij hun dochter logeren wat dient te worden beschouwd als mantelzorg en huishoudelijke hulp. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd hoe de hulp en begeleiding door de dochter heeft plaatsgevonden, in welke situaties dat nodig was en welke specifieke hulp [slachtoffer 2] daarin behoefde. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
f) Verlies van arbeidsvermogen
Ten aanzien van de post verlies van arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien zonder verdergaand onderzoek – waarvoor het strafgeding zich in dit geval niet leent – niet kan worden vastgesteld of en ter hoogte van welk bedrag deze post voor toewijzing vatbaar is. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
g) Nutteloos geworden kosten i.v.m. camping en ligplaatsNaar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken waarom de benadeelde partij tot op heden geen gebruik heeft kunnen maken van de camping en de ligplaats, zodat niet kan worden vastgesteld in welke mate sprake is van rechtstreekse schade. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
h) Kosten huisdierDe benadeelde partij stelt dat de achteruitgang van hun hond na het incident op 21 april 2023 en zijn uiteindelijke overlijden een gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van de dierenarts volgt dat de bloedarmoede die heeft gezorgd voor de slechte gezondheidstoestand van de hond door vele zaken kan zijn veroorzaakt. Nu de rechtbank niet kan vaststellen of sprake is van schade die rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde, zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
i.
i) Smartengeld [slachtoffer 1]
De rechtbank heeft rekening gehouden met het geestelijk en lichamelijk letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen als gevolg van verdachtes handelen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële geleden schade op grond van redelijkheid en billijkheid en rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld, schatten op een bedrag van € 25.000,00. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
j) Smartengeld [slachtoffer 2]
De gevorderde immateriële schade van € 2.500,00 ten aanzien van [slachtoffer 2] is naar het oordeel van de rechtbank redelijk en voldoende onderbouwd, en de verdediging heeft dit ook niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 2.500,00 dan ook volledig toewijzen.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 37.036,97, bestaande uit € 9.536,97 aan materiële schade en
€ 27.500,00 aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 21 april 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenvergoeding verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten wordt veroordeeld, legt de rechtbank aan de verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen. Dit betekent dat de verdachte verplicht is een bedrag van € 37.036,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, aan de Staat te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank een gijzeling van
0 dagenverbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal bepalen dat betaling van (een deel) van de vordering aan de benadeelde partij door de verdachte, in mindering komt op de betalingsverplichting aan de Staat, dan wel aan de benadeelde partij, en dat dat ook andersom geldt.